Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Op of omstreeks 9 april 2016 hebben [appellanten] in de tuin van de woning van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] een bord ‘Te Koop’ zien staan. De woning stond nog niet op de site van Funda. Op het ‘Te Koop’-bord stond dat voor de woning een energielabel A was afgegeven. [appellanten] hebben meteen aangebeld en hebben toen met [geïntimeerde 2] gesproken. Bij die gelegenheid liet [geïntimeerde 2] het energiecertificaat zien. [appellanten] hebben de tekst daarvan niet gelezen. [geïntimeerde 2] heeft tijdens dit gesprek gezegd dat de woning energiezuinig was – volgens [appellanten] zelfs: zeer energiezuinig. [geïntimeerde 2] heeft [appellanten] vervolgens in de woning rondgeleid.
Later op diezelfde dag hebben [appellanten] [geïntimeerde 2] opgebeld en een bod van € 290.000 uitgebracht. Toen [geïntimeerde 2] daarop niet meteen positief reageerde, hebben zij, nog tijdens datzelfde telefoongesprek, gezegd dat de woning was verkocht. Zij boden de vraagprijs van € 300.000 en vroegen om de woning niet op de site van Funda te plaatsen. (Omdat de makelaar daar belang bij had heeft de woning toch kort op die site gestaan, maar zonder foto’s.) De koopovereenkomst is enige tijd later op papier gezet en is op 28 april 2016 ondertekend. Aan het contract was het energielabel gehecht.
(i) de woonkamer had ramen met dubbel glas, terwijl in de woonruimtes volgens het label HR glas was toegepast – HR glas zat wel in de ramen van de in 2004 gerealiseerde uitbouw,
(ii) de dak-, gevel- en vloerisolatie zouden volgens het label elk ongeveer 10 cm dik zijn en een aantoonbare Rv-waarde van 3,0 W/m2 hebben, terwijl het gebruikte isolatiemateriaal dunner is en lagere isolatiewaardes heeft,
(iii) in het certificaat staat ten onrechte dat de woning een mechanische afzuigingsinstallatie heeft.
Onder 2.3 e.v. van hun memorie van grieven hebben [appellanten] opgemerkt dat de rechtbank heeft nagelaten om in het eindvonnis melding te maken van de tekst op het energielabel. Aan dit bezwaar is door het bovenstaande tegemoetgekomen. Ht leidt echter niet tot een andere beslissing.
Haviltex(HR 13 maart 1981, NJ 1981/635) is gegeven evenmin deel uit van de overeenkomst. [appellanten] hebben niet gesteld dat partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs op grond van de vermelding dat het energielabel A aan de woning was toegekend en de aanprijzing, dat de woning (zeer) energiezuinig is, mochten verwachten dat alle ruiten van de woonruimtes uit HR-glas zouden bestaan en dat de gevel-, dak- en vloerisolatie telkens (minstens) ongeveer 10 cm dik zou zijn en/of een aantoonbare Rc-waarde van 3,0 zou hebben. Ook de situatie dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] zijn tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen op grond van de koopovereenkomst doet zich dan niet voor.
[geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] hebben ontkend dat zij verkeerde of onvolledige informatie aan de RON hebben verstrekt en hebben deze betwisting ter zitting in hoger beroep toegelicht aan de hand van, onder meer, een foto van een raam (foto nummer 9). Zij hebben aangevoerd dat zij onder meer die foto hebben ingezonden bij de aanvraag, dat daarop een raam staat van de woonkamer en dat het in dat raam gemonteerde glas geen HR glas is, maar (thermopane) dubbel glas. Daarmee hebben zij de betwisting van de beschuldiging zodanig concreet uitgewerkt dat het op de weg van [appellanten] had gelegen om bewijs aan te bieden van hun beschuldiging. Dat aanbod hebben zij echter niet gedaan. Bij memorie van grieven hebben zij uitsluitend te bewijzen aangeboden (1) dat ‘Het energielabel A niet correct is’, (2) dat er een energielabel A zou worden verstrekt op basis van de aanvraag van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] . Aan deze bewijsaanbiedingen gaat het hof voorbij nu zij geen feiten en omstandigheden betreffen die tot een ander oordeel kunnen leiden. Indien [appellanten] bewijs van deze feiten zouden leveren, zou daaruit met name nog niet blijken dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] wisten dat de woning niet voldeed aan de eisen die golden voor de toekenning van energielabel A. Evenmin zou in dat geval blijken dat de tekst van dat label onderdeel is geworden van de overeenkomst.