Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
scheldt Huurder[ [Appellant] ]
alle vóór 1 februari 2015 verschuldigd geworden huurtermijnen kwijt, met uitzondering van de reeds door Huurder betaalde huur sinds de ingangsdatum van de huurovereenkomst, op de dag waarop Huurder de in het gehuurde gevestigde horecaonderneming voor het publiek opent, mits Huurder de over februari 2015 verschuldigde huur ad € 1.500,00 uiterlijk op die datum heeft voldaan op de hiervoor genoemde rekening van Verhuurder.
Op deze tussen Huurder en Verhuurder mogelijk te sluiten koopovereenkomst zullen naast de gebruikelijke bedingen die deel uitmaken van een koopovereenkomst waarbij onroerend goed wordt verkocht de volgende bijzondere bepalingen van toepassing zijn:
"In deze standleiding is tot 30% asbest verwerkt. U hebt het gehuurde met uw eigen aannemingsbedrijf gebouwd in 1962 en de bovenwoningen met de bewuste standleiding in 1966 en is sindsdien ononderbroken uw eigendom tot op heden. De aanwezigheid van het asbest hebt u geweten of had u moeten weten en uw verklaring in punt 7 van de overeenkomst van 16 januari 2015 is daarmee onjuist en is een toerekenbare tekortkoming waarvoor ik u in gebreke stel. (…)".
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
"Dat [Appellant] als maandhuur een bedrag aan [Geïntimeerde][ [Geïntimeerde] ]
wordt toegewezen zijnde een bedrag dat gelijk is aan 1/12 van 7% van de koopsom waarbij [Appellant] verplicht wordt om alle onderhoud en zakelijke lasten van het gehuurde voor zijn rekening te nemen".
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
als kopervan de onroerende zaak [Geïntimeerde]
als verkoperdaarvan niet aansprakelijk zal stellen voor gebreken aan het gekochte, behoudens ten aanzien van door [Geïntimeerde] gekende gebreken. Deze laatste bepaling heeft derhalve geen betrekking op de relatie tussen partijen als verhuurder en huurder, maar alleen op hun (beoogde) hoedanigheid van verkoper en koper. Bij de beantwoording van de vraag of [Appellant] al dan niet een beroep kan doen op huurprijsvermindering wegens gebreken aan het gehuurde, speelt deze bepaling dan ook geen rol. Bovendien heeft [Geïntimeerde] de koopovereenkomst, met het oog waarop artikel 7 in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen, met uitzondering van artikel 5 rechtsgeldig ontbonden, zoals uit het hiernavolgende nog zal blijken.
"Indien het pand niet wordt gekocht en de huurovereenkomst blijft bestaan kunt u als huurder cliënte als verhuurder aanspreken op haar verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst, waaronder het plegen van onderhoud dat daarin is omschreven".Ook hieruit blijkt volgens [Appellant] dat hem thans wel degelijk een beroep op huurprijsvermindering wegens de staat van het gehuurde toekomt.
"dat niet valt in te zien waarom de aanwezigheid van cv-leidingen en een convectorput in het voormalig door [Appellant] gehuurde bedrijfspand een gebrek oplevert waarvoor [Geïntimeerde][ [Geïntimeerde] ]
aansprakelijk is. [Geïntimeerde] heeft onbestreden gesteld dat de leidingen en de convectorput ten tijde van de bezichtiging reeds zichtbaar waren zodat [Appellant] bij het aangaan van de huurovereenkomst de aanwezigheid daarvan bovendien geacht werd te hebben aanvaard. (…) In dit verband wijst de kantonrechter nog op artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst waarin is bepaald dat de huurder het gehuurde aanvaardt in de staat waarin het zich bevindt sinds het ingaan van de huurovereenkomst, met alle door Huurder gestelde en door Verhuurder betwiste gebreken. Ook op die grond komt [Appellant] derhalve geen vordering toe".
"Tussen Koper als eiser[ [Appellant] ]
en Verkoper als gedaagde[ [Geïntimeerde] ]
is (…) een procedure aanhangig bij de rechtbank Overijssel (…). Onmiddellijk na ondertekening van deze koopovereenkomst zal Koper voornoemde rechtbank mededelen dat de door hem aanhangig gemaakte procedure wordt ingetrokken (…).Na ondertekening van de koopovereenkomst heeft [Appellant] hieraan gevolg gegeven en is bedoelde procedure op de rol doorgehaald.
"(garantie)verklaringen van Verkoper en Koper"), heeft verklaard en gegarandeerd dat zij bevoegd was tot verkoop en levering van de onroerende zaak. Uit niets is gebleken dat [Geïntimeerde] die verklaring/garantie op de voor de levering bestemde datum, 14 december 2015, niet zou hebben kunnen waarmaken.