Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 oktober 2019 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep inzake een ouderschapsonderzoek. De verzoekster, aangeduid als de moeder, heeft een verzoek ingediend om terugplaatsing van haar minderjarige kind. Het hof heeft eerder op 3 januari en 28 maart 2019 tussenbeschikkingen gegeven, waarin werd geoordeeld dat er onderzoek moest plaatsvinden naar de opvoedingscapaciteiten van de moeder. De deskundigen, mevrouw [E] en de heer [F], zijn benoemd om dit onderzoek uit te voeren. Echter, door beperkte beschikbaarheid van deskundigen en de complexiteit van het onderzoek, heeft het hof besloten om een vervangende deskundige, mevrouw [G], GZ-psycholoog, te benoemen.
Het hof heeft de deskundige de opdracht gegeven om onderzoek te verrichten naar verschillende aspecten van de ontwikkeling en opvoeding van de minderjarige, evenals de capaciteiten van de moeder. De deskundige moet uiterlijk op 31 december 2019 rapporteren over de voortgang en resultaten van het onderzoek. Het hof heeft benadrukt dat alle betrokkenen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek. De kosten van het onderzoek zullen ten laste van de Rijkskas komen, en de deskundige moet de partijen in de gelegenheid stellen om opmerkingen te maken over het concept-deskundigenbericht.
De zaak is aangehouden tot een nader te bepalen zitting, waarbij het hof de mogelijkheid openlaat om de zaak op basis van de stukken af te doen, indien partijen dat wensen. Deze beschikking is uitgesproken in het openbaar, met de betrokken rechters en griffier aanwezig.