ECLI:NL:GHARL:2019:8113

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
200.258.701/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder wegens verstoorde samenwerking en benoeming van opvolgend bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een bewindvoerder. De rechthebbende, geboren in 1987, had eerder verzocht om ontslag van haar bewindvoerder, [verweerster], en om benoeming van [informant] B.V. als opvolgend bewindvoerder. De kantonrechter had dit verzoek in eerste aanleg afgewezen. In hoger beroep heeft de rechthebbende twee grieven ingediend, waarbij zij het hof verzocht de eerdere beschikking te vernietigen en haar verzoek tot wijziging van bewindvoerder toe te wijzen. De bewindvoerder voerde verweer en vroeg het hof de eerdere beschikking te bekrachtigen.

Het hof heeft vastgesteld dat de financiële situatie van de rechthebbende goed is en dat de bewindvoerder haar taken naar behoren uitvoert. Echter, de rechthebbende heeft aangegeven dat er een verstoorde samenwerking en communicatie is met de bewindvoerder, wat haar emotioneel belast. Het hof heeft geconcludeerd dat deze verstoorde verhouding een gewichtige reden vormt voor ontslag van de bewindvoerder. Het hof heeft vervolgens het verzoek van de rechthebbende om [informant] B.V. als opvolgend bewindvoerder te benoemen, toegewezen. De beschikking van de kantonrechter is vernietigd en de nieuwe beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.258.701/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7232807 VO VERZ 18-1506)
beschikking van 1 oktober 2019
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: rechthebbende,
advocaat: mr. C.C.N. Cats te Emmen,
en
[verweerster] , h.o.d.n. [B],
kantoorhoudende te [C] ,
verweerster in hoger beroep,
verder ook te noemen: de bewindvoerder en/of [verweerster] .
Als
informantis aangemerkt:
[informant] B.V.,
kantoorhoudende te [C] ,
verder ook te noemen: [informant] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 28 januari 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 24 april 2019;
- het verweerschrift met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Cats van 29 augustus 2019 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 september 2019 plaatsgevonden. Rechthebbende is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens [informant] is de heer [D] verschenen. De bewindvoerder is met bericht niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Rechthebbende is geboren [in] 1987.
3.2
De kantonrechter heeft bij beschikking van 14 september 2015 over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan rechthebbende een bewind in de zin van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden. De kantonrechter heeft [verweerster] tot bewindvoerder benoemd.
3.3
Bij vonnis van 15 februari 2017 is, voor zover hier van belang, de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van rechthebbende uitgesproken en is [E] tot bewindvoerder benoemd.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 26 september 2018, heeft rechthebbende verzocht [verweerster] te ontslaan als haar (beschermings)bewindvoerder en [informant] B.V. tot opvolgend bewindvoerder te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 28 januari 2019 heeft de kantonrechter het verzoek van rechthebbende afgewezen.
4.2
Rechthebbende is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Rechthebbende verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende haar verzoek tot wijziging van bewindvoerder toe te wijzen.
4.3
De bewindvoerder voert verweer en verzoekt het hof (zakelijk weergegeven) de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 BW wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve. In dit hoger beroep is als eerste de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om [verweerster] ontslag te verlenen.
5.2
Het hof stelt vast dat het bewind in financieel opzicht goed verloopt en dat de bewindvoerder haar taken als bewindvoerder naar behoren uitvoert. De bewindvoerder heeft de afgelopen jaren veel financiële zaken voor rechthebbende geregeld, waardoor haar financiële situatie is gestabiliseerd en zij heeft er daarnaast voor gezorgd dat rechthebbende in 2017 is toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Er zijn geen nieuwe schulden ontstaan en alle vaste lasten worden betaald. Naar alle waarschijnlijkheid zal de schuldsaneringsregeling begin 2020 met een schone lei beëindigd worden. De wijze waarop het financieel beheer wordt uitgevoerd vormt naar het oordeel van het hof dan ook geen gewichtige reden voor ontslag van de bewindvoerder.
5.3
Daartegenover is echter ook het volgende gebleken. Rechthebbende heeft al gedurende langere tijd de bestendige wens dat er een andere bewindvoerder voor haar wordt benoemd, omdat er naar haar mening sprake is van een verstoorde verstandhouding en samenwerking met de bewindvoerder. Rechthebbende heeft verklaard dat - vanuit haar beleving - reeds vanaf 2016/2017 de samenwerking en communicatie met de bewindvoerder steeds moeizamer is gaan verlopen. Volgens rechthebbende heeft zij hierover een aantal keer een gesprek gehad met de bewindvoerder, maar dit heeft niet tot een verbetering van de situatie geleid.
Rechthebbende voelt zich naar eigen zeggen op een kinderlijke wijze benaderd door de bewindvoerder. Inmiddels ervaart rechthebbende de situatie als dusdanig belastend dat zij de bewindvoerder eigenlijk niet meer durft te mailen of ruimte voelt om het gesprek aan te gaan, omdat zij het idee krijgt dat de bewindvoerder haar als zeer lastig ervaart en vindt dat zij onnodig vaak contact zoekt. Gelet op de inhoud en toon van de door rechthebbende overgelegde e-mailcorrespondentie, acht het hof het invoelbaar dat rechthebbende de communicatie niet meer als prettig ervaart: de e-mails van de bewindvoerder geven met name blijk van een niet mis te verstane irritatie richting rechthebbende en, naar het oordeel van het hof, niet (meer) van een professionele opstelling van de bewindvoerder en een zakelijke, objectieve, communicatie.
Verder is het hof gebleken dat er in ieder geval aan de zijde van rechthebbende geen mogelijkheden meer zijn om de samenwerking tussen haar en de bewindvoerder te verbeteren en/of herstellen. De verstoorde samenwerking is voor rechthebbende emotioneel belastend en leidt bij haar tot voortdurende spanning en onzekerheid, ook over haar financiële situatie en haar vaardigheden op dat terrein. Gelet op deze situatie acht het hof het in het belang van rechthebbende dat hierin verandering komt. Het feit dat de bewindvoerder kennelijk nog wel vertrouwen heeft in een werkbare samenwerking met rechthebbende, dan wel mogelijkheden ziet om de vertrouwensband met rechthebbende te herstellen, acht het hof, nog afgezien van het feit dat het hof niet duidelijk is op welke wijze de bewindvoerder dit wil realiseren, derhalve voor zijn beslissing niet van doorslaggevend belang.
Het hof neemt bij zijn oordeel verder in aanmerking dat de verstoorde verhoudingen tussen de bewindvoerder en rechthebbende - los van de vraag wat de oorzaak hiervan is -, rechthebbende belemmeren om nog te profiteren van de onderbewindstelling terwijl zij heeft aangegeven juist meer behoefte te hebben aan professionele ondersteuning en overleg omdat de schuldsaneringsregeling volgend jaar zal eindigen en zij er onzeker over is of zij daarna, op afzienbare termijn, zelf haar financiën weer zal kunnen beheren. Een gesprek over de door rechthebbende gewenste (extra) ondersteuning is echter met de huidige bewindvoerder niet mogelijk. [informant] heeft in dat verband desgevraagd ter zitting verklaard bereid te zijn om daarover het gesprek met rechthebbende aan te gaan.
5.4
Gezien het vorenstaande is er naar het oordeel van het hof sprake van een gewichtige reden om [verweerster] ontslag te verlenen als bewindvoerder van rechthebbende en om een andere bewindvoerder te benoemen. Rechthebbende heeft verzocht om [informant] te benoemen. Bij de stukken bevindt zich een bereidverklaring van [informant] en [informant] heeft zich ter zitting in hoger beroep nogmaals bereid verklaard. Nu het hof niet van bezwaar tegen benoeming van [informant] tot opvolgend bewindvoerder van rechthebbende is gebleken, zal het hof dit verzoek toewijzen. Het hof zal [verweerster] met ingang van heden ontslaan als bewindvoerder en [informant] met ingang van heden benoemen tot opvolgend bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 28 januari 2019, en opnieuw beschikkende:
ontslaat [verweerster] , h.o.d.n. [B] , met ingang van heden als bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende;
benoemt [informant] B.V. met ingang van heden tot bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, A.W. Beversluis en I.F. Clement, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 1 oktober 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.