Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellanten] c.s.,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
€ 14.693,50. Aan deze prijsopgave is een eerdere versie voor een bedrag van circa € 17.000,- voorafgegaan.
- bankje (tekening 1)
- Ik heb gemeld dat de staptegelverlichting defect is (1 lamp kapot, diverse vol met water)
- Schuttingdeur klemt - teveel grint gebruikt, waardoor het honingraatprofiel onder het grint niet meer werkt (...)
- Aangaande de borders het volgende; Deze borders zijn goed en stevig opgemetseld. In de tuin van de familie [appellanten] is echter sprake van een ware mieren plaag. Er zijn dusdanig veel mieren in de tuin dat deze modder/grond door de kleinste kiertjes naar buiten brengen. Hier is geen border tegen bestand
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing
grieven 1 tot en met 4, 12 en 13bestrijden [appellanten] c.s. de toewijzing door de kantonrechter van het gevorderde meerwerk en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Het hof zal deze grieven gezamenlijk bespreken.
De vaste prijs en de tekst in de prijsopgave over “alle werkzaamheden” kan immers in dat geval niet anders uitgelegd worden (conform de Haviltexmaatstaf) dan dat die betrekking hebben op de werkzaamheden in de achter/zijtuin. Indien echter, zoals [appellanten] c.s. stellen de werkzaamheden van aanvang af ook al betrekking hadden op de voortuin, dan ligt dat uiteraard anders.
grieven 5 tot en met 11 en 14 tot en met 16hebben betrekking op de door [appellanten] c.s. gestelde tekortkomingen, het beroep op partiële ontbinding, het beroep op opschorting en de vordering tot schadevergoeding. De wijziging eis (ook op te vatten als grief) heeft betrekking op de omvang van de schadevergoeding. Het hof zal deze grieven zoveel mogelijk gezamenlijk bespreken.
Grief 17mist naast de andere grieven zelfstandige betekenis.
verholen incidentele griefhiertegen aangevoerd, inhoudende dat wel sprake was van een mierenplaag en dat bewijs daarvan wordt aangeboden. Het hof gaat daaraan voorbij omdat ook in het in hoger beroep door [appellanten] c.s. overgelegde rapport van Schalk Linde 10 (dat hieronder nader zal worden besproken) onder 5 ("stapelmuurtjes") is opgenomen dat er geodoek achter de stapelmuurtjes had moeten worden aangebracht omdat er aarde uit de stootvoegen kan stromen. [geïntimeerde] heeft dat niet (gemotiveerd) weersproken en heeft verder niet (onderbouwd) gesteld dat de mierenplaag ook tot weglekkende aarde had geleid indien er wel folie was aangebracht. Daarom wordt het bewijsaanbod als niet relevant gepasseerd en faalt de verborgen incidentele grief.
grief 7voeren [appellanten] c.s. aan dat uit de ongedateerde brief van [geïntimeerde] (zie rov. 2.9) blijkt dat zij heeft toegezegd dit in orde te zullen maken. Echter, uit die brief blijkt niet dat [geïntimeerde] bedoeld heeft zich daartoe jegens [appellanten] c.s. te verbinden. Zoals [geïntimeerde] aanvoert kan ook sprake zijn geweest van een toezegging jegens de gemeente. Grief 7 faalt dan ook.
grief 6). Het hof overweegt dat [appellanten] c.s. in de brief van 4 juli 2016 een termijn hebben gesteld tot 16 juli 2016. In haar ongedateerde reactie heeft [geïntimeerde] aangeboden een lamp te vervangen en het tegelwerk in verband met nazakken op termijn op te halen. Anders dan de kantonrechter ziet het hof niet in hoe [appellanten] c.s. hieraan “geen gehoor” hebben gegeven, nu van hen niets actiefs werd verlangd en het juist [geïntimeerde] was die zelf actie diende te ondernemen. Van schuldeisersverzuim was dan ook geen sprake. [geïntimeerde] stelt bovendien zelf dat zij vervolgens niets meer heeft gedaan omdat zij zich op opschorting beriep in verband met de niet betaalde meerwerknota (MvA 35). Nu hiervoor is geoordeeld dat ten onrechte aanspraak werd gemaakt op betaling van het meerwerk is ten onrechte opgeschort en is [geïntimeerde] in verzuim geraakt. De grief slaagt.
het niet in achtnemen van de zichtlijnen in het tuinontwerp
de tuinverlichting
Er wordt gesteld dat de tuinverlichting niet geaard is. Tevens wordt in dezelfde alinea vermeld dat de aardlekschakelaar is uitgeschakeld. Dit is tegenstrijdig. Immers, de werking van een aardlekschakelaar geeft nu juist aan dat de installatie geaard is. Op bijgaande foto's (productie 7) is zichtbaar dat de kabels welke in de verdeler lopen geaarde grondkabels zijn. Ook de stopcontacten in de tuin zijn geaard. Vanuit de verdeler loopt een twee-aderige kabel naar de stekkerdoos. "Aarde" op dit gedeelte van de installatie heeft geen toevoegde waarde aangezien de (zwakstroom) trafo - welke de LED verlichting voedt - ook niet over "aarde" beschikt. De conclusie van de door [appellanten] geraadpleegde elektricien over de vermeende afwezigheid van grondkabel is echter - mocht hier na het beoordelen van de bijgaande foto's nog twijfel over bestaan - herleidbaar, meetbaar en/of nadien traceerbaar. Wat echter bevreemdt is de foto welke in het rapport van Schalk Linde is opgenomen waarop de installatie in verwijderde toestand zichtbaar is (foto 14). Deze is klaarblijkelijk verwijderd, terwijl deze uitsluitend toegankelijk is door de bestrating, grind en opsluiting te verwijderen. [appellanten] zal dan ook - nadat er klaarblijkelijk in eigen beheer en/of in opdracht van [appellanten] zelf c.q. door derden werkzaamheden zijn uitgevoerd - aan te spreken op de huidige toestand van de tuin. Daarnaast wordt begroot dat de herstelkosten "begroot worden op€ 1.250,- , dit terwijl de herstelwerkzaamheden kennelijk reeds zijn uitgevoerd getuige de foto (foto 14). De buitenverlichting is destijds keurig en volgens de specificaties aangelegd. De contactdozen spatwaterdicht en geaard. De zwakstroom LED's in de staptegel is niet geaard. Deze is nimmer geaard. Sterker nog, de stekker is uitgevoerd zonder aarde. Nadat er is geconstateerd dat er twee lampjes kapot waren, is door [geïntimeerde] aangeboden dit te herstellen."
deel ik u hierbij mee dat cliënten de overeenkomst met u (partieel) ontbinden. In dier voege dat cliënten de aanneemsom evenredig verminderen met de herstelkosten".Aldus dienen de partiële ontbinding en de (vervangende) schadevergoeding hetzelfde doel en kunnen zij daarom (naar vaste opvattingen) niet naast elkaar worden toegewezen. Het hof zal de schadevergoeding toewijzen en de partiële ontbinding afwijzen. Wel slaagt het beroep van [appellanten] c.s. op opschorting ten aanzien van hun resterende verplichtingen uit de aanneemovereenkomst en het beroep op verrekening. Een kleine, doublure daarbij is dat [geïntimeerde] op haar vordering al € 616,26 in mindering had gebracht als schadevergoeding. Dit bedrag zal daarom op de toewijsbare schade in mindering worden gebracht. Per saldo betekent al het voorgaande dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld aan [appellanten] c.s. te betalen: € 8.320,30 (totale schadevergoeding) minus € 616,26 minus € 1.598,26 (slottermijn van € 2.193,50 minus € 595,24 minderwerk) = € 6.105,78.