In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om de vaststelling van het vaderschap van een kind, geboren op [geboortedatum] 2012. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg een verzoek ingediend tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man als vader van het kind. De rechtbank Overijssel had de moeder echter niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat zij dit verzoek te laat had ingediend, buiten de wettelijke termijn van vijf jaar na de geboorte van het kind. De moeder was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat de termijn een ongerechtvaardigde inmenging in haar familie- en gezinsleven vormde, en dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de termijn rechtvaardigden.
In het hoger beroep voerde de man verweer en stelde dat de moeder niet-ontvankelijk verklaard moest blijven. De bijzondere curator, die optrad namens het kind, had ook een verzoek ingediend tot vaststelling van het vaderschap van de man. Het hof oordeelde dat de moeder niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat zij de termijn had overschreden. Het hof benadrukte dat de wettelijke termijn van vijf jaar in principe gehandhaafd dient te worden voor de rechtszekerheid. De moeder had niet voldoende onderbouwd dat er sprake was van ongerechtvaardigde inmenging in haar gezinsleven.
Wat betreft het verzoek van de bijzondere curator, oordeelde het hof dat voor de vaststelling van het vaderschap van het kind, het voldoende was dat de man de verwekker was. Het hof stelde vast dat er geen plaats was voor een afweging van de belangen van de man tegenover die van het kind. Het verzoek van de bijzondere curator werd toegewezen, en het hof stelde vast dat de man de vader was van het kind. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de affectieve relatie tussen de partijen.