Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant ] ,
[appellant .],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de besloten vennootschap Invedra Vloertechniek B.V. over de vraag of Invedra tekort is geschoten in de uitvoering van een overeenkomst tot het leveren en aanbrengen van een troffelvloer. De rechtbank Gelderland had eerder de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van Invedra. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de feiten en de argumenten van beide partijen.
[Appellant] had in eerste aanleg gevorderd dat de overeenkomst buitengerechtelijk was ontbonden en dat Invedra schadevergoeding moest betalen. Invedra voerde verweer en stelde dat de vloer voldeed aan de eisen voor normaal gebruik. Het hof oordeelde dat de eerste troffelvloer niet voldeed aan de verwachtingen van [appellant] vanwege de thermische invloed van een houtkachel, die niet was meegedeeld aan Invedra.
Het hof concludeerde dat Invedra niet in verzuim was geraakt en dat de overeenkomst niet ontbonden had mogen worden. De grieven van [appellant] werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. [Appellant] werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, inclusief griffierecht en salaris advocaat.
De uitspraak benadrukt de mededelingsplicht van de koper bij het sluiten van een overeenkomst en de mogelijkheid voor de schuldenaar om een tekortkoming te herstellen voordat er tot ontbinding kan worden overgegaan.