Uitspraak
[bedrijf appellant],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
primairmet de contractuele rente van 1% per maand en
subsidiairmet de wettelijke handelsrente over € 11.816,93, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
primair[geïntimeerde] na verrekening te veroordelen tot betaling van (vordering [geïntimeerde] ad € 11.816,93 -/- vordering [appellant] ad
subsidiair
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief Ikomt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] niet aan zijn klachtplicht (artikel 7:23 BW) heeft voldaan en de daaraan door de kantonrechter verbonden gevolgen.
grieven II en IIIvoert
,bij gebreke van welke nakoming de schuldenaar vanaf dat tijdstip in verzuim is (HR 20 september 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2140, NJ 1996/748 (Büchner/Wies). Juist in een situatie als deze waarin onduidelijkheid bestaat, is een ingebrekestelling nodig om duidelijkheid te scheppen, en wel binnen een redelijke termijn, zodat de aangesproken partij weet dat er van haar iets wordt verwacht en wat dit inhoudt.