ECLI:NL:GHARL:2019:7936

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 september 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
200.255.693/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om onderzoek naar gezag en zorgregeling in een complexe echtscheidingszaak met psychiatrische problematiek

In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, uitgesproken op 24 september 2019, staat de vraag centraal of het gezamenlijk gezag van de ouders kan worden voortgezet en welke zorgregeling er mogelijk is voor de kinderen. De moeder, die lijdt aan een bipolaire II stoornis, heeft een verleden van ernstige depressies en hypomane episoden, wat heeft geleid tot een belastende situatie voor de kinderen. De vader heeft in eerste aanleg verzocht om een eenhoofdig gezag en een omgangsregeling die onder begeleiding van hulpverleners zou moeten plaatsvinden. De kinderen hebben een hevige angst ontwikkeld voor de moeder, wat de noodzaak van een zorgvuldige afweging van hun belangen benadrukt.

Het hof heeft besloten dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om een verantwoorde beslissing te nemen over het gezag en de zorgregeling. Daarom wordt de raad voor de kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen naar de situatie van de ouders en de kinderen, en om advies uit te brengen over de mogelijkheden voor contact tussen de moeder en de kinderen. Het hof benadrukt dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat er professionele begeleiding nodig kan zijn om hen te ondersteunen in hun ontwikkeling en omgang met de moeder. De zaak wordt aangehouden tot het rapport van de raad is ontvangen, dat uiterlijk op 3 februari 2020 moet worden ingediend.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.255.693/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/179759 / FA RK 17-3211)
beschikking van 24 september 2019
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D. Beuving te Hengelo,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.J.P. Suringar te Assen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 24 april 2018 en 4 december 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 4 maart 2019;
- het verweerschrift met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Beuving van 7 maart 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Beuving van 11 maart 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Suringar van 17 juni 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Beuving van 6 augustus 2019 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 22 augustus 2019 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is mevrouw [C] verschenen. Mr. Beuving en mr. Suringar hebben het woord mede gevoerd aan de hand van een door hen overgelegde pleitnota.
3. De feiten
3.1
Partijen zijn gehuwd in [---] . In de zomer [---] is hun relatie beëindigd. Het huwelijk van partijen is [---] ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] (verder te noemen: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2012, en
- [de minderjarige2] , roepnaam [de minderjarige2] (verder te noemen: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2014.
3.3
De kinderen [---] hebben sinds [---] 2018 hun hoofdverblijfplaats bij de vader.
3.4
In eerste aanleg heeft de vader verzocht de echtscheiding uit te spreken en - voor zover hier van belang - te bepalen dat de man wordt belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen en dat tussen de moeder en de kinderen geen omgangs- en contactregeling zal gelden, althans slechts een omgangs- en contactregeling indien en voor zover deze wordt begeleid door de hulpverleningsinstanties rondom de moeder en daarbij hulpverleners feitelijk aanwezig zijn.
3.5
De moeder heeft in eerste aanleg verweer gevoerd en zelfstandig verzocht de echtscheiding uit te spreken en - voor zover hier van belang - te bepalen dat er tussen de moeder en de kinderen een zorgregeling zal gelden waarbij de kinderen de ene week op zaterdag van 14.00 uur tot 16.00 uur bij de moeder zullen verblijven en de andere week op zondag van 14.00 tot 16.00 uur, onder de voorwaarde dat dit contact onder begeleiding zal plaatsvinden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 4 december 2018 is, voor zover hier van belang, bepaald dat de vader alleen wordt belast met het gezag over de kinderen en is het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
4 december 2018. De grieven zien op het eenhoofdig gezag en de afwijzing van haar verzoek om een zorg-/omgangsregeling te bepalen. De moeder verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking van 4 december 2018 te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vader alsnog in zijn inleidende verzoek tot wijziging van het gezag niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem dat verzoek te ontzeggen en het verzoek van de moeder tot vaststelling van een zorg-/omgangsregeling toe te wijzen, althans een zorg-/omgangsregeling vast te leggen zoals het hof juist acht, dan wel een onderzoek door de raad te gelasten alvorens op het verzoek tot wijziging van het gezag en/of het verzoek tot het vaststellen van een zorg-/omgangsregeling een beslissing zal worden genomen, kosten rechtens.
4.3
De vader voert verweer en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het geschil in de onderhavige zaak betreft het gezag en de zorg-/omgangsregeling. Het hof overweegt als volgt.
5.2
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat de kinderen een ernstig belast verleden kennen. De moeder lijdt aan een bipolaire II stoornis met recidiverende (ernstig) depressieve en hypomane episoden en zij kampt met afhankelijke en vermijdende persoonlijkheidstrekken. Gedurende een periode van een geagiteerde ernstige depressie met psychotische kenmerken zijn de vader en de kinderen door de moeder meerdere maanden herhaaldelijk mishandeld en daarmee bedreigd. De geestestoestand en het gedrag van de moeder hebben een enorme weerslag (gehad) op de vader en de kinderen. Beide kinderen hebben een hevige angst voor (contact met) de moeder ontwikkeld en praten daardoor liever niet over haar. Van de kaartjes die de moeder stuurt, worden de kinderen bang [---] . Met name [de minderjarige1] heeft last van de gebeurtenissen. Ze heeft aangegeven dat zij "kneiterbang" was, durft thuis niet alleen naar beneden, is op school moeilijk te peilen, praat weinig in de klas, vertoont soms grensoverschrijdend gedrag en heeft moeite met het contact met volwassenen. Ze laat hierin inmiddels (mede als gevolg van behandeling die voor haar is ingezet) wel een vooruitgang zien. [de minderjarige2] laat minder reactie zien maar is sinds het vertrek van de moeder wel opener, vrijer en vrolijker geworden.
5.3
Aan het hof is door partijen een zeer lastige vraag voorgelegd, waarop naar het oordeel van het hof (en mede vanwege de beschikbare informatie) op dit moment maar moeilijk antwoord te geven is.
Gelet op het feit dat de negatieve episode waarin de moeder zich bevond is gekeerd, de moeder professionele hulpverlening op diverse leefgebieden aanvaard en ziekte-inzicht lijkt te tonen, begrijpt het hof het verzoek van de moeder ten aanzien van het behouden van het gezag en het starten met een contactregeling met de kinderen. Anderzijds begrijpt het hof ook het verzoek van de vader om (eindelijk) rust te creëren voor hem en de kinderen want de impact van de stoornis van de moeder en het daarbij komende gedrag is enorm geweest. Vast staat dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] veel (te veel) negatieve ervaringen hebben meegemaakt in hun korte leven en een hevige angst voor de moeder hebben ontwikkeld. Het hof kan zich daarom ook voorstellen dat het (zeer) belastend is voor de kinderen om op dit moment contact met de moeder op te starten en dat dat daarom niet in hun belang moet worden geacht, mogelijk mede ook vanwege [---] .
Voor het hof vormen de belangen van de kinderen een eerste overweging. De Hoge Raad verlangt daarbij van de rechter een actieve opstelling bij de vaststelling en de uitvoering van een omgangsregeling (ECLI:NL:HR:2014:91). De vraag is dan ook wat op dit moment het meest in het belang van de kinderen is. Is dat het creëren van rust zodat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] alle nare en ernstige gebeurtenissen kunnen verwerken en eerst over een aantal jaren al dan niet met professionele hulpverlening proberen het contact met de moeder te herstellen (hetgeen ook de raad adviseert)? Of is het juist van belang om actief te werken aan het verwerken van hun trauma's (mede) door het (negatieve) beeld dat de kinderen van de moeder hebben en de angsten waarmee zij kampen (zo snel mogelijk) om te zetten in een positief beeld door middel van het rustig opbouwen van een veilig en/of begeleid contact tussen de moeder en de kinderen?
5.4
Het hof acht zich op dit moment, gelet op de thans beschikbare informatie, onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing hierover te kunnen nemen. Nu niet zonder meer vast staat wat het meest in het belang van de kinderen is, zal het hof (met alle begrip voor de belasting die een dergelijk onderzoek voor de vader meebrengt) de raad verzoeken om een onderzoek in te stellen naar de vraag of het op dit moment in het belang van de kinderen is om contact (in welke vorm dan ook) op te starten tussen de moeder en de kinderen en of gezamenlijk gezag van de beide ouders aangewezen is. Het hof is van oordeel dat iedereen erbij is gebaat als er meer informatie beschikbaar komt over de situatie van de beide ouders en bij welke hulpverlening de kinderen, de vader en de moeder het meest gebaat zijn. Voor het verkrijgen van de nodige informatie en het afwegen van de belangen van de kinderen acht het hof het gelet op de ernst en de duur van de gebeurtenissen aangewezen dat de raad (ook) een (trauma)deskundige raadpleegt.
5.5
Het hof verzoekt de raad dan ook om onderzoek te (laten) verrichten en in dat kader antwoord te geven en/of advies uit te brengen over de volgende vragen:
1. Hoe beoordeelt de raad het welzijn van de vader, de moeder en de kinderen in brede zin op dit moment?
2. Zijn er contra-indicaties voor een zorg-/contact-/omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen, gelet op de bij moeder aanwezige psychiatrische problematiek, en zo ja, welke zijn dat en op welke wijze kunnen die al dan niet worden ondervangen?
3. Is het mogelijk om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (op dit moment) te leren niet meer angstig te zijn voor de moeder, en zo ja op welke manier is dat het meest in hun belang? En is het daarbij juist wel of niet in hun belang om een zorg-/contact-/omgangsregeling te bepalen tussen hen en hun moeder?
4. Indien een zorg-/contact-/omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen is aangewezen, hoe kan deze vorm krijgen, zodanig dat daarbij de draagkracht en het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voorop staan? Is hierbij professionele begeleiding nodig en zo ja, aan welke begeleiding wordt gedacht?
5. Is de uitoefening van het gezamenlijk gezag van de ouders in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ?
5.6
Het hof is van oordeel dat het te belastend is voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] om bij het onderzoek van de raad betrokken te worden en daarom dient dit onderzoek buiten de kinderen om plaats te vinden. Het hof verwacht ook van de vader dat hij de kinderen op geen enkele manier belast met het (plaatsvinden van het) onderzoek.
5.7
Voorts geldt als uitgangspunt dat de vader ervoor dient te zorgen dat de moeder, al dan niet via een (professionele) derde, de nodige informatie over de kinderen krijgt en mede met behulp van recente foto's en schoolrapporten op de hoogte wordt gehouden van hun gezondheid en ontwikkeling, zodat de moeder zich een beeld kan vormen van hun opgroeien. Het hof zal daarom een informatieregeling vastleggen, zoals hierna nader bepaald.
5.8
Het hof zal de zaak aanhouden en verzoekt de raad om uiterlijk op 3 februari 2020 te rapporteren over de hiervoor onder 5.5 geformuleerde vragen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad een nader onderzoek in te (doen) stellen als hiervoor onder 5.4 en 5.5 omschreven en uiterlijk op 3 februari 2020 daaromtrent aan het hof te rapporteren;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de raad te bepalen datum, waarvoor partijen en de raad zullen worden opgeroepen;
bepaalt een voorlopige informatieregeling in die zin dat de vader, op ieder moment dat de kinderen een (nieuw) schoolrapport krijgen, (desgewenst via een (professionele) derde) de moeder informeert over de ontwikkelingen en gezondheid van de kinderen, onder bijvoeging van recente foto's;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.S.L. Bosch, M.P. den Hollander en J.G. Knot, bijgestaan door mr. I.G. Vos als griffier, en is op 24 september 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.