Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de partner.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bijzondere curator in een afstammingszaak. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 28 mei 2019, waarin een bijzondere curator was benoemd voor haar minderjarige kind. De man, verweerder in hoger beroep, had de rechtbank verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van het kind en om een omgangsregeling. Het hof heeft vastgesteld dat de benoeming van de bijzondere curator een tussenbeschikking is, waartegen geen hoger beroep openstaat, tenzij dit gelijktijdig met een eindbeschikking wordt ingesteld. Het hof heeft geoordeeld dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat de benoeming van de bijzondere curator een noodzakelijke stap is in de procedure en geen einde maakt aan het verzochte. De beslissing van het hof benadrukt de procedurele aspecten van de benoeming van een bijzondere curator en de ontvankelijkheid van hoger beroep in dergelijke zaken.