ECLI:NL:GHARL:2019:7930

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 september 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
200.262.162/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in afstammingszaken en de ontvankelijkheid van hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bijzondere curator in een afstammingszaak. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 28 mei 2019, waarin een bijzondere curator was benoemd voor haar minderjarige kind. De man, verweerder in hoger beroep, had de rechtbank verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van het kind en om een omgangsregeling. Het hof heeft vastgesteld dat de benoeming van de bijzondere curator een tussenbeschikking is, waartegen geen hoger beroep openstaat, tenzij dit gelijktijdig met een eindbeschikking wordt ingesteld. Het hof heeft geoordeeld dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat de benoeming van de bijzondere curator een noodzakelijke stap is in de procedure en geen einde maakt aan het verzochte. De beslissing van het hof benadrukt de procedurele aspecten van de benoeming van een bijzondere curator en de ontvankelijkheid van hoger beroep in dergelijke zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.262.162/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/480592 / FL RK 19-868)
beschikking van 24 september 2019
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.M.G. Maste te Almere,
en
[verweerder],
wonende te [A] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. S. Şeker te Den Haag.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de bijzondere curator],
kantoorhoudende te [A] ,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over
[de minderjarige] ,
verder te noemen: de bijzondere curator.
[B],
wonende te [A] ,
verder te noemen: de partner.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 28 mei 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s) van de moeder, ingekomen op 28 juni 2019;
- een journaalbericht van mr. Maste van 18 juli 2019 met productie(s);
- een brief van 25 juli 2019 van de bijzondere curator;
- een journaalbericht van mr. Şeker van 7 augustus 2019 met productie(s).
2.2
Het hof heeft belanghebbenden verzocht om zich uit te laten over de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Daarbij heeft het hof kenbaar gemaakt voornemens te zijn hierover zonder mondelinge behandeling te beslissen en toegezegd dat bij een ontvankelijk hoger beroep alsnog gelegenheid zal worden gegeven voor een inhoudelijk verweer en een mondelinge behandeling zal worden bepaald.
2.3
De moeder, de bijzondere curator en de man hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Daarbij hebben zij het hof ook laten weten dat zij instemmen met een schriftelijke afdoening op het punt van de ontvankelijkheid.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Uit de moeder is [in] 2016 geboren [de minderjarige] (hierna [de minderjarige] ). [de minderjarige] is op 25 april 2019 erkend door [B] , de huidige partner van de moeder.
3.2
De man heeft de rechtbank op 8 mei 2019 verzocht hem vervangende toestemming te verlenen voor erkenning van [de minderjarige] (en heeft ook verzocht om vaststelling van een omgangsregeling, gezamenlijk gezag en een informatieregeling).
3.3
In die procedure heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, bij de bestreden beschikking ambtshalve, zoals voorgeschreven in artikel 1:212 BW, over de minderjarige [de minderjarige] een bijzondere curator benoemd om te vertegenwoordigen en haar belangen te behartigen in de procedure.
3.4
De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen die betreffende beschikking. Zij benadrukt dat haar grieven zich niet richten tot de persoon van de bijzondere curator maar enkel tot de beslissing om een bijzondere curator voor [de minderjarige] te benoemen.
3.5
Naar het oordeel van het hof dient de beschikking van 28 mei 2019 te worden aangemerkt als een tussenbeschikking, waartegen geen hoger beroep kan worden ingesteld anders dan gelijktijdig met dat tegen de eindbeschikking. Er wordt met de (ambtshalve) benoeming van een bijzondere curator geen einde gemaakt aan enig deel van het verzochte (in de kern, de vervangende toestemming tot erkenning). De benoeming van een bijzondere curator in een afstammingszaak zoals deze bij de rechtbank aan de orde is, is een stap in de procedure die in artikel 1:212 BW nodig is om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen. De rechtbank heeft evenmin uitdrukkelijk tussentijds hoger beroep opengesteld tegen de beschikking: de griffiersmededeling onder de uitspraak kan volgens vaste rechtspraak niet als zodanig worden opgevat.
3.6
Gelet op het vorenstaande zal het hof de moeder niet-ontvankelijk verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van 28 mei 2019.
3.7
Ten overvloede overweegt het hof dat de grieven van de moeder vooral zien op de mogelijkheid dat de bijzondere curator, als de wettelijke vertegenwoordiger van [de minderjarige] in de procedure bij de rechtbank - bij afwijzing van het verzoek van de man - zal (kunnen) overgaan tot een zelfstandig verzoek tot vernietiging van de erkenning door [B] van [de minderjarige] . De formele en inhoudelijke bezwaren van de moeder tegen een dergelijk verzoek kunnen aan de orde komen in de procedure nadat de bijzondere curator een dergelijk (zelfstandig) verzoek heeft ingediend, en wel in die betreffende procedure.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van 28 mei 2019 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.A. Vermeulen, mr. J.D.S.L. Bosch en mr. J.G. Idsardi, bijgestaan door mr. J. Robben als griffier, en is op 24 september 2019
uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.