ECLI:NL:GHARL:2019:7859

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 september 2019
Publicatiedatum
26 september 2019
Zaaknummer
Wahv 200.233.502/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • M. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een administratieve sanctie wegens handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene, een B.V., voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen omdat het voertuig op 24 oktober 2016 om 21:35 uur de Wycker Heidenstraat te Maastricht had betreden, terwijl daar een geslotenverklaring gold. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat het voertuig was gebruikt voor het laden en lossen van goederen, wat volgens de geldende uitzondering op de geslotenverklaring geoorloofd zou zijn. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in hoger beroep ging.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de verklaring van de ambtenaar die de sanctie had opgelegd. Deze ambtenaar had verklaard dat hij gedurende 10 minuten geen activiteiten rondom het voertuig had waargenomen, wat volgens het hof impliceert dat er geen sprake was van onmiddellijk laden of lossen. Het hof oordeelde dat de betrokkene niet had aangetoond dat het voertuig uitsluitend was stilgestaan voor het laden of lossen van goederen. De gemachtigde had niet kunnen uitleggen waarom de zware spullen niet voor de ingang van het wooncomplex konden worden neergezet, waarna het voertuig verplaatst zou worden naar een toegestane parkeerplek.

Het hof concludeerde dat er geen sprake was van laden en lossen, maar van parkeren, en dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de betrokkene in strijd had gehandeld met de geslotenverklaring. De beslissing van de kantonrechter werd dan ook bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.233.502/01
CJIB-nummer
: 202622282
Uitspraak d.d.
: 26 september 2019
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg van 30 november 2017, betreffende

[betrokkene] B.V. (hierna: de betrokkene),

gevestigd te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is [B] , woonachtig te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen”, welke gedraging zou zijn verricht op 24 oktober 2016 om 21:35 uur op de Wycker Heidenstraat te Maastricht met het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] .
2. Namens de betrokkene wordt erkend dat met het hierboven vermelde voertuig die bewuste dag de Wycker Heidenstraat is betreden, maar dit was ter gelegenheid van het laden en lossen van goederen, hetgeen volgens de op het onderbord geldende uitzondering geoorloofd is. De echtgenote van de gemachtigde was die dag samen met hun dochter zware spullen aan het vervoeren naar het huis van hun dochter. De ingang van het wooncomplex is weliswaar gelegen aan de Wycker Heidenstraat, maar de ingang van de woonruimte ligt verderop. Zo dienen meerdere trappen, gangen en deuren gepasseerd te worden alvorens de woonruimte wordt bereikt. Het is dan ook aannemelijk dat het vervoeren van de spullen enige tijd in beslag heeft genomen. Tijdens het lossen waren overigens de gevarenlichten van het voertuig ingeschakeld. De gemachtigde voegt aan het voorgaande nog toe dat direct na het lossen het voertuig is verplaatst en dat de ambtenaar, aangezien het thans lijkt te gaan om de vraag of sprake is van parkeren, het parkeergedrag had dienen te verbaliseren en niet het handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen.
3. Artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) luidt: "Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of een verbod inhouden. In bijlage 1 van het RVV 1990 wordt bord C1 omschreven als: Gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee."
4. In artikel 67, eerste lid, onder a, van het RVV 1990 is voorts bepaald dat onder verkeersborden aangebrachte onderborden een nadere uitleg van het verkeersbord kunnen inhouden.
5. Dat ter plaatse sprake is van een geslotenverklaring in beide richtingen aangeduid middels een bord C1, dat middels een onderbord een uitzondering is gemaakt op deze geslotenverklaring, inhoudende dat laden en lossen aldaar is toegestaan en dat deze geslotenverklaring is gepasseerd, staat niet ter discussie. Gelet op het verweer dat namens de betrokkene is gevoerd, ziet het hof zich voor de vraag gesteld of het handelen met het voertuig van de betrokkene onder deze uitzondering op de geslotenverklaring kan worden gebracht en aldus of sprake was van laden en lossen.
6. Artikel 1 van het RVV 1990 bevat de volgende definitie van parkeren:
"Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen."
7. Onder onmiddellijk laden of lossen van goederen dient te worden verstaan het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is (HR 12 mei 1999, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:HR:1999:AA2760). Het dient dan te gaan om goederen die niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse kunnen worden opgehaald of gebracht (HR 10 juni 1975, ECLI:NL:HR:1975:AJ4297). Vastgesteld moet worden of het voertuig uitsluitend heeft stilgestaan zo lang als nodig was voor het ononderbroken verrichten van het geheel van handelingen dat redelijkerwijs noodzakelijk is om de zaken uit het voertuig te halen en aan de geadresseerde af te geven (Hof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2015:7639). Het ligt op de weg van een betrokkene om aannemelijk te maken dat van laden of lossen sprake is (Hof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2019:3877).
8. De stukken van het dossier houden - onder meer - een op 28 maart 2017 op ambtseed opgemaakte aanvullende verklaring in van de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd. Deze verklaring luidt, voor zo ver van belang, als volgt:
"Op 24 oktober 2016 omstreeks 21:35 uur bevond ik mij, verbalisant, in uniform gekleed en met handhaven belast op de openbare weg, de Wycker Heidenstraat, in het geheel gelegen binnen de bebouwde kom van de gemeente Maastricht.
Ik zag dat een personenauto van het merk Volkswagen, voorzien van het Nederlandse kenteken
[0-YYY-00] op bovengenoemde locatie geparkeerd stond in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen. Ik heb gedurende 10 minuten geen activiteiten waargenomen rondom het voertuig. Ik zag geen bestuurder aanwezig bij het voertuig. Ik heb in het voertuig geen goederen aangetroffen."
9. Uit zowel de verklaring van de ambtenaar als die van de gemachtigde volgt dat niet, onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand was gebracht, bij voortduring goederen zijn in- of uitgeladen. Immers heeft de ambtenaar verklaard, hetgeen namens de betrokkene niet is weersproken, dat tien minuten geen activiteiten rondom het voertuig zijn waargenomen. Dit brengt in beginsel reeds mee dat van de vereiste onmiddellijkheid geen sprake meer is. Dat kan anders zijn indien aannemelijk wordt gemaakt dat er meer tijd nodig is geweest voor het lossen van de goederen.
10. Het hof is van oordeel dat de gemachtigde, namens de betrokkene, hierin niet is geslaagd. Het hof overweegt hiertoe dat niet valt in te zien waarom de echtgenote van de betrokkene en hun dochter er niet voor hadden kunnen kiezen om de zware spullen voor de ingang van het wooncomplex neer te zetten, het voertuig daarna te verplaatsen en te parkeren op een plek waar dat was toegestaan om daarna verder te gaan met de verhuizing.
11. Of het voertuig met de alarmlichten aan is achtergelaten, is evenmin van belang. Hieruit kan slechts worden afgeleid dat de het de bedoeling is geweest het voertuig voor enige tijd onbeheerd achter te laten, maar dit zegt niets over de vraag of sprake is van laden en/of lossen.
12. Voorgaande houdt in dat geen sprake was van laden en lossen, maar van parkeren. Hiermee is niet voldaan aan de aan de geslotenverklaring verbonden uitzondering. Dit houdt in dat is gehandeld in strijd met de geslotenverklaring. De conclusie is dan ook, in reactie op het verweer dienaangaande van de gemachtigde van de betrokkene, dat de ambtenaar terecht een sanctie heeft opgelegd voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring. De vraag of in strijd is gehandeld met deze geslotenverklaring houdt in de onderhavige zaak immers verband met de vraag of sprake is van parkeren dan wel van laden en/of lossen.
13. De conclusie die uit het voorgaande volgt, is dat de kantonrechter een juiste beslissing heeft genomen door het beroep van de betrokkene ongegrond te verklaren. Deze beslissing zal dan ook worden bevestigd.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.