Uitspraak
GGD Drenthe,
gevestigd te Assen,
verzoekster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna te noemen:
Veilig Thuis,
advocaat: mr. T.A.M. van den Ende, kantoorhoudend te Zwolle,
1.[geïntimeerde1] ,hierna te noemen: [geïntimeerde1] ,2. [geïntimeerde2] ,hierna te noemen: [geïntimeerde2] ,3. [geïntimeerde3] ,hierna te noemen: [geïntimeerde3] ,verweersters in hoger beroep,in eerste aanleg: verzoeksters,hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden] c.s.,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.2. Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift (met producties) van Veilig Thuis, ter griffie ontvangen op 16
augustus 2018;
- het verweerschrift in hoger beroep van [geïntimeerden] c.s., ter griffie ontvangen op 10
oktober 2018;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 juni 2019;
- de akte overlegging producties (met producties E en F) van Veilig Thuis van 9 juli
2019;
- de brief van mr. Van den Ende voornoemd van 2 augustus 2019;
- de brief van mr. Suurmeijer voornoemd van 7 augustus 2019.
3.3. De feiten
Beoordeling en besluit”het volgende vermeld (waarbij het hof opmerkt dat het door het hof ontvangen rapport gedeeltelijk is geanonimiseerd, doordat enkele in het rapport vermelde namen zijn zwart gemaakt):
“
(…)Besluit op basis van triageInzetten vervolgtraject (02)Type vervolgtrajectOverdragen aan het lokale veldUrgentiebepalingLaag(…)Overdracht met monitoring door Veilig Thuis?Ja
Beoordeling en besluit”het volgende vermeld (waarbij het hof opmerkt dat het door het hof ontvangen rapport gedeeltelijk is geanonimiseerd, doordat enkele in het rapport vermelde namen zijn zwart gemaakt):
“
(…)Korte samenvatting van meldingOp 21 december 2016 hebben moeder en dochter ( [geïntimeerde2] 18 jaar) een conflict gehad. Zowel moeder als dochter hebben de politie gebeld omdat de situatie uit de hand dreigde te lopen. Mogelijk is er fysiek geweld gebruikt. Er is mogelijk sprake van financiële problemen. Ook speelt mogelijk de scheiding en het verwerken hiervan een rol. Moeder en dochter hebben een moeizame communicatie met elkaar. Tijdens het incident was [zwart gemaakt] ooggetuige.Argumenten tegen onderzoek VTDEr is sinds juni 2016 hulpverlening aanwezig in het gezin. De hulpverlener van het CJG is [zwart gemaakt](…)Is er sprake van (ernstige) kwetsbaarheid van het systeem?Geen of onbekend(…)Besluit op basis van triageInzetten vervolgtraject (02)Type vervolgtrajectOverdragen aan het lokale veld(…)Kennisgeving overdracht melding aan lokaal veld, wie informerenCJG Aa en Hunze, moeder en dochterOverdracht met monitoring door Veilig Thuis?JaDatum einde bemoeienis AMHK (02)04-01-2017Toelichting / opmerking naar aanleiding van het besluitZorgmelding van politie, betrokkenen op de hoogte. Er is hulpverlening vanuit het CJG betrokken. VTD heeft tweemaal eerder overgedragen aan het CJG, er is contact geweest met [zwart gemaakt] (VTD: CJG medewerker). Eerst wegens scheiding ouders eind 2015 wat gepaard ging met geweld, later omdat [geïntimeerde2] met fysiek letsel op de SEH verscheen wat toegebracht zou zijn door [zwart gemaakt]. [geïntimeerde2] heeft nu een verbaal en fysiek conflict gehad met haar moeder, waar [zwart gemaakt] getuige van was. Overgedragen aan voorliggend veld met het verzoek de melding te bespreken met [geïntimeerde2] en ouders en ondersteuning in te zetten waar nodig. [zwart gemaakt] (VTD: CJG medewerker) is nubetrokken vanuit CJG.“
“
Bewoonster [geïntimeerde1] is zwanger en is samen met haar dochters woonachtig op het adres
In dat verband heeft [geïntimeerde2] onder meer het volgende geschreven in een e-mailbericht van 13 januari 2018 aan Veilig Thuis:
“
Wij hebben een brief van u ontvangen met daarin een afspraak.Hier hebben wij geen behoefte aan.De hele situatie berust op een misverstand.De relatie tussen ons drie is normaal tot goed te noemen.Als ik het thuis niet naar mijn zin heb ga ik het huis uit. Ik ben immers al 20.De politie heeft olie op het vuur gegooid.We houden ontzettend veel van elkaar hier maar we zijn allemaal vrouwen die soms wat kattig kunnen doen. Ik was enkel bezorgd en achteraf gezien ten onrechte.”
In een e-mailbericht van 13 januari 2018 heeft [geïntimeerde3] het volgende geschreven aan Veilig Thuis:
“
Ik heb uw brief gelezen waarin u onze relatie met mijn moeder zorgelijk noemt.Ik ga hier niet verder op in, behalve dan dat deze bewering totaal niet terecht is! Mijn moeder is enkele jaren geleden gescheiden en heeft, net als wij, pittige tijden gekend. Maar ze heeft gevochten als een leeuw! En niet zonder resultaat. Altijd staat hier de deur open voor ons, maar ook voor onze vrienden en als we weg willen hebben wij, ik en mijn zus, alle vrijheid!
“
Ik heb geprobeerd u telefonisch te bereiken, helaas krijg ik geen gehoor. Vandaar dat ik u probeer te bereiken via de email.
“
Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 13 januari 2018 om uw dossiers te vernietigen, deel ik u het volgende mede.
4.4. Het verzoek, het verweer en de beslissing in eerste aanleg
Volgens de voorzieningenrechter is onvoldoende onderbouwd dat de melding van de politie bij Veilig Thuis noodzakelijk was. Omdat van de melding geen enkele onderbouwing is gegeven kan in het verlengde daarvan niet worden gezegd dat de bewaring van het dossier van aanmerkelijk belang is voor een ander dan [geïntimeerden] c.s., te weten de pasgeboren dochter van [geïntimeerde1] . Om die reden is de bewaring van de persoonsgegevens van [geïntimeerden] c.s. niet proportioneel. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot vernietiging toegewezen en Veilig Thuis bevolen het dossier betreffende de melding van januari 2018 binnen veertien dagen na betekening te vernietigen. Hij heeft Veilig Thuis veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerden] c.s.
5.5. De bespreking van het beroep
c.s. hebben geen beroep ingesteld tegen de beslissing van de voorzieningenrechter hen niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek tot schadevergoeding, zodat dit verzoek in hoger beroep niet aan de orde is.
Op grond van artikel 5.1.6 Wmo is Veilig Thuis bevoegd zonder toestemming persoonsgegevens te verwerken ten behoeve van het vervullen van die taak.
Op grond van artikel 5.3.4 Wmo 2015 is Veilig Thuis verplicht de persoonsgegevens die zij op grond van de wet onder zich heeft gedurende vijftien jaren te bewaren, of zoveel langer als redelijkerwijs in verband met een zorgvuldige uitvoering van haar taken op grond van deze wet noodzakelijk is. Artikel 5.3.5 Wmo 2015 bepaalt echter dat Veilig Thuis persoonsgegevens moet vernietigen binnen drie maanden na een daartoe strekkend verzoek van degene op wie de gegevens betrekking hebben. Dat is anders (artikel 5.3.5 lid 2 Wmo 2015) indien redelijkerwijs aannemelijk is dat het bewaren van de persoonsgegevens van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de verzoeker.
De Wmo 2015 voorziet in een wettelijke basis voor de inmenging in het privéleven als bedoeld in artikel 8 lid 2 EVRM. Daarbij geldt dat de inmenging ook moet voldoen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
DoelHet doel van het onderzoek is te beoordelen of er sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Welke (onderliggende) problemen er zijn die (ook) moeten worden opgelost om tot duurzame veiligheid en herstel te komen. Welke stappen of maatregelen genomen moeten worden om, waar nodig, fysieke veiligheid met onmiddellijke ingang te herstellen. Welke ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen.”
- het vermoeden is weerlegd;
- het vermoeden is niet bevestigd;
- het vermoeden is bevestigd.
“- overwegen of desondanks hulp nodig is en betrokkenen daarnaar verwijzen;- het besluit nemen om al dan niet rappel uit te voeren;- vaststellen op welke termijn, bij wie en op welke manier rappel zal worden uitgevoerd:- het dossier sluiten;- de melder en alle professionals met wie in het kader van het onderzoek contact is gelegd informeren over de resultaten van het onderzoek.”
Over een verzoek om vernietiging is in artikel 10.3 .7 van het handelingsprotocol opgenomen, voor zover van belang:
Dat twee rechtbanken in het verleden anders hebben beslist, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Het hof legt artikel 5.3.5 Wmo 2015 anders uit dan deze colleges.
Gelet op het feit dat niet alleen [geïntimeerde2] maar ook de politie het whatsapp-bericht hebben geïnterpreteerd als een signaal van suïcidaliteit van [geïntimeerde1] , hebben [geïntimeerden] c.s. hun stelling dat sprake was van een misverstand en een misinterpretatie onvoldoende onderbouwd. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [geïntimeerden] c.s. het desbetreffende whatsapp-bericht niet in het geding hebben gebracht. Dat het bericht niet meer beschikbaar zou zijn, vindt het hof niet aannemelijk, tenzij beiden het bericht hebben gewist. Dat het bericht door technische problemen niet meer te achterhalen zou zijn, acht het hof zonder nadere onderbouwing, die achterwege is gebleken, niet waarschijnlijk. Als zij het bericht gewist hebben, komt dat voor rekening en risico van [geïntimeerden] c.s.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van het hof redelijkerwijs aannemelijk dat het bewaren van de persoonsgegevens van aanmerkelijk belang is voor een ander dan [geïntimeerden] c.s., te weten het minderjarige kind van [geïntimeerde1] , zodat voldaan is aan het vereiste van artikel 5.3.5 Wmo. Het bewaren van de melding van januari 2018 voldoet ook aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Het met het bewaren van de melding te dienen doel - het indien nodig verlenen van adequate hulpverlening aan het minderjarige kind van [geïntimeerde1] - kan niet op een voor [geïntimeerden] c.s. minder nadelige wijze worden verwerkelijkt en de inbreuk op de belangen van [geïntimeerden] c.s. is ook niet onevenredig aan dit doel. Het hof neemt bij dit laatste in aanmerking dat op (de medewerkers van) Veilig Thuis een geheimhoudingsplicht rust ten aanzien van informatie die zij uit hoofde van hun functie onder zich hebben.
6.6. De beslissing
en opnieuw rechtdoende:
- voor de procedure in eerste aanleg op € 291,- aan verschotten en op € 1.086,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
- voor de procedure in hoger beroep op € 726,- aan verschotten en op € 2.148,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;