ECLI:NL:GHARL:2019:7309
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toelating tot wettelijke schuldsaneringsregeling op basis van strafrechtelijke veroordeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de appellant om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De appellant, die samen met zijn echtgenote een verzoek had ingediend, was eerder door de rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2019 afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellant een schuld had aan het CJIB voortvloeiend uit een strafrechtelijke veroordeling voor immateriële schade aan een benadeelde partij, wat volgens artikel 288 lid 2 aanhef en onder c van de Faillissementswet (Fw) een belemmering vormt voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. De appellant had een schadevergoedingsmaatregel van € 6.000,- opgelegd gekregen, waarvan nog € 1.700,- openstond. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden, en het hof bevestigde deze beslissing. Het hof concludeerde dat er onvoldoende stabiliteit was in de financiële situatie van de appellant en dat er onduidelijkheid bestond over zijn vermogen om aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen. De appellant had ook geen sollicitaties verricht en er was onvoldoende medische informatie over zijn arbeidsongeschiktheid. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees het beroep op de hardheidsclausule af, waardoor de appellant niet werd toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.