Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
€ 10.739 per jaar voor het schriftelijk en mondeling gepachte, uitgaande van een oppervlakte van 24.25.25 ha. Partijen zijn er over eens dat die oppervlakte niet klopt.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van het hoger beroep
Het principaal en incidenteel hoger beroep zijn beperkt tot de vordering van [verpachter] en zullen tegelijk worden beoordeeld.
€ 4.802,46 aan pacht en € 224,70 aan waterschapslasten. Die bedragen moet [pachter] in ieder geval nog aan [verpachter] betalen. Na bewijslevering zal mogelijk blijken dat een hoger bedrag moet worden toegewezen.
- de omvang van het bedrijf en de onderlinge samenhang tussen de diverse bedrijfsactiviteiten;
- de vraag of de voor toekomstige winstkansen noodzakelijke investeringen plaatsvinden;
- het redelijkerwijs te verwachten ondernemingsrendement;
- de vraag of de gebruiker een hoofdfunctie buiten de landbouw heeft,
een en ander in onderlinge samenhang te beschouwen en met inachtneming van de overige omstandigheden van het geval.
€ 4.802,46 aan pacht en € 224,70 aan waterschapslasten betalen met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2018. Het staat [pachter] uiteraard vrij dit bedrag, inclusief de wettelijke rente, nu al te voldoen.
5.De beslissing
in drievoud;
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum 24 september 2019, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
in drievoud;
S.B. Boorsma en de deskundige leden mr. E. Oostra en ir. J.H. Jurrius, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 september 2019.