Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
Cakewalk,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin een incidentele vordering tot afgifte van bepaalde schriftelijke stukken is afgewezen. De vordering was gebaseerd op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In eerste aanleg had [appellant] gevorderd dat hij inzage zou krijgen in documenten die relevant waren voor zijn verweer in een hoofdzaak waarin Cakewalk B.V. hem had aangesproken tot betaling van € 300.000,- op basis van een borgstelling voor kredietovereenkomsten van verschillende vennootschappen. Het hof oordeelt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het gaat om een tussenvonnis waartegen geen hoger beroep openstaat. Het hof bevestigt dat de rechtbank in haar vonnis van 12 september 2018 niet definitief heeft beslist over de vordering van Cakewalk, en dat de incidentele vordering van [appellant] niet samenhangt met de hoofdzaak. Het hof wijst het hoger beroep af en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het geding in hoger beroep.