Uitspraak
[appellante],
Nike,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief 1) en dat de redelijkheid en billijkheid niet in de weg staan aan het beroep van Nike op die verjaring (
grief 2). In
grief 3betoogt zij dat het beroep op verjaring van Nike in strijd is met het recht op toegang tot de rechter als bedoeld in artikel 6 EVRM. De grieven worden hierna in deze volgorde besproken.
heeft haar stelling dat van die latere datum uitgegaan zou moeten worden ook niet onderbouwd.
De strekking van artikel 3:316 lid 2 BW is dat een "nieuwe eis" moet worden ingesteld binnen zes maanden nadat de in lid 1 van dat artikel bedoelde procedure onherroepelijk is geëindigd. Dat betekent dus dat de onderhavige procedure uiterlijk op 19 juli 2016 aanhangig gemaakt had moeten worden. Dat is echter pas gebeurd op 21 juli 2016 en derhalve te laat. Grief 1 faalt.
"The relevant statute of limitations in the NL should have expired in 2013. (…) We would have until about 19 May to file a case in the NL.". Dat [appellante] , blijkens het noemen van de datum van 19 mei 2016, uitging van een te korte termijn (vier in plaats van zes maanden) doet niet af aan het gegeven dat zij zich zeer bewust was van het feit dat zij binnen de geldende en op dat moment lopende termijn haar zaak aanhangig moest maken bij de Nederlandse rechter. Bewustheid van de mogelijkheid van verjaring blijkt ook uit de e-mail van [B] aan mr. Schmeitz van 14 maart 2016, waarin hij schrijft:
"If we file in the NL, there is a better than 60% probability that Nike will not raise a statute of limitations defense and that it will agree to a discrimination case being heard."