Uitspraak
verzoekster in het principaal hoger beroep,
In de zaken met zaaknummers 200.257.020/01 en 200.257.020/02
2.Het geding in hoger beroepIn de zaak met zaaknummer 200.259.549/01
De feiten
Financieel convenanttussen[verweerder] en [verzoekster]ten behoeve van de aankoop van een tweede woning
€ 25.000,00 afgetrokken, zodat dat deel van de hypotheeklast voor [B] wat als aflossing moet worden gezien op de hypotheek, onderdeel is van het maximale bedrag va € 25.000,- wat jaarlijks moet worden afgelost). Deze aflossingen worden gefinancierd uit de inkomsten van de VOF Praktijk [verweerder] . Voor deze financiering zal er aan de VOF overeenkomst van de Praktijk [verweerder] nog een additionele winstbestemmingsbepaling toegevoegd worden. Bij de aankoop van de woning in [B] zal er een bedrag van tussen de € 60.000,00 à € 70.000,00 gereserveerd worden t.b.v. de financiering van deze woning.
Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
30 augustus 2017, heeft de man verzocht de echtscheiding, subsidiair scheiding van tafel en bed tussen partijen uit te spreken.
€ 2.189,16 (€ 1.606,- + € 583,16) per maand in verband met de woonkosten van de gemeenschappelijke woning in [A] , zoals begroot in bijlage 1 gehecht aan het convenant, met ingang van 1 mei 2017 en tot en met de maand waarin de man de pensioengerechtigde (AOW-)leeftijd bereikt, althans de man te veroordelen tot betaling van een bedrag voor de woonkosten te [A] en met ingang van een datum als de rechtbank juist acht.
8 oktober 2018, heeft de man verzocht hem te machtigen tot het te gelde maken van
5.De omvang van het geschil in hoger beroepIn de zaak met zaaknummer 200.259.549/01
In de zaak met zaaknummer 200.257.020/01
In de zaak met zaaknummer 200.257.020/02
De beoordeling
Het bedrag van € 3.500,- per maand
Intrekking verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening?
De echtscheiding
3 februari 2015 dient het hof deze uit te leggen aan de hand van de zogenaamde Haviltex-maatstaf. Het komt dan aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de overeenkomst mochten toekennen en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij die uitleg is de tekst van (de diverse bepalingen van) de overeenkomst van belang. De uitleg van de overeenkomst dient daarbij niet plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin de overeenkomst is gesteld, maar in praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen in het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van de overeenkomst wel van groot belang. Daarnaast is onder meer de context van belang, dat wil zeggen de verschillende bepalingen bezien in onderling verband, en verder de aard en strekking van de diverse bepalingen en de geschiedenis van de totstandkoming daarvan.
De werking van de overeenkomst van partijen
De hypotheeklasten
Conclusie
In de zaak met zaaknummer 200.257.020/01 (machtiging tegeldemaking)Machtiging tot te gelde maken woningen
Vast staat dat de vrouw en haar partner alleen in de periode dat de vrouw het voorschot van
€ 3.500,- per maand van de man ontving, in staat zijn geweest om de helft van de woonlasten voor hun rekening te nemen. Op dit moment kunnen zij de woonlasten voor de woning in [A] niet voldoen en de vrouw verwacht - zo heeft zij ter zitting toegelicht - dat zij (minstens) tot 2021 nodig heeft om de woning over te kunnen nemen. In het licht van het feit dat er inmiddels al bijna twee jaren zijn verstreken na de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap kan naar het oordeel van het hof onder die omstandigheden van de man niet worden verlangd dat de onverdeeldheid van beide woningen nog langer blijft voortbestaan en hij hoofdelijk aansprakelijk blijft voor zowel de hypothecaire geldlening verbonden aan de woning in [A] als de hypothecaire geldlening verbonden aan het appartement in [B] . Dit geldt te meer nu uit de overgelegde stukken blijkt dat het inkomen van de man, nu hij ook de kosten van de kinderen van partijen voor zijn rekening neemt, niet meer toereikend is om alle vaste lasten te voldoen en hij in verband daarmee leningen heeft moeten afsluiten. De belangen van de vrouw - het woonbelang, haar emotionele belang en haar financiële belang vanwege de inkomsten uit de op het perceel gevestigde Bed & Breakfast - wegen hiertegenover minder zwaar. Ook de eisen van redelijkheid en billijkheid brengen naar het oordeel van het hof niet mee dat anders moet worden geoordeeld. Uit het voorgaande volgt dat het hof van oordeel is dat sprake is van (andere) gewichtige redenen zoals genoemd in artikel 3:174 BW die de verleende machtiging rechtvaardigen. De rechtbank heeft op goede gronden machtiging verleend tot het te gelden maken van zowel de woning in [A] als het appartement in [B] . Van de man kan onder de omstandigheden van dit geval niet worden verlangd dat hij een onherroepelijke uitspraak in de rechtbankprocedure betreffende de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap afwacht, temeer nu de vrouw ter zitting heeft verklaard ook in die zaak hoger beroep te zullen instellen indien zij dat nodig acht.
De beslissing
19 februari 2019 uitgesproken onder zaaknummer C/18/178657 / FA RK 17-2639 en C/18/182047 / FA RK 18-333, voor zover daarbij is bepaald dat de man vanaf de datum van die beschikking voor de duur van maximaal negen maanden de hypotheeklasten met betrekking tot de woning in [A] voor zijn rekening neemt;
19 februari 2019 uitgesproken onder zaaknummer C/18/178657 / FA RK 17-2639 en C/18/182047 / FA RK 18-333 voor het overige, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
I.M. Dölle, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 29 augustus 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.