Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeksters in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een moeder en haar moeder (oma) om gezamenlijk gezag te verkrijgen over de minderjarige [de minderjarige]. De moeder had eerder het eenhoofdig gezag over [de minderjarige], maar dit was beëindigd door de kinderrechter van de rechtbank Noord-Nederland op 31 juli 2019, waarbij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming tot voogd was benoemd. De moeder en oma hebben in hoger beroep verzocht om gezamenlijk gezag, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. Het hof oordeelde dat er gegronde vrees bestaat dat de belangen van [de minderjarige] verwaarloosd zouden worden bij toewijzing van het verzoek. De minderjarige is sinds 2016 uit huis geplaatst en heeft te maken gehad met ernstige gedragsproblemen, die zijn ontstaan door de thuissituatie bij de moeder. Het hof heeft vastgesteld dat de oma, ondanks de mogelijkheid om contact te onderhouden, geen contact heeft gehad met [de minderjarige] en dat haar handelen niet in het belang van het kind is geweest. De moeder en oma zijn niet in staat om de stabiliteit en veiligheid te bieden die de minderjarige nodig heeft. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.