ECLI:NL:GHARL:2019:7022
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Uitleveringsdetentie en schorsing in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 12 juli 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije, was in verband met een uitleveringsverzoek van de Republiek Turkije in verzekering gesteld. De rechtbank had eerder de uitleveringsdetentie geschorst, maar later opnieuw gevangenhouding bevolen. De Minister van Justitie en Veiligheid had op 5 juni 2019 de uitlevering toegestaan, waarna de opgeëiste persoon op 27 juni 2019 werd aangehouden. De rechtbank verlengde op 12 juli 2019 de gevangenhouding en wees het verzoek tot schorsing van de detentie af. In hoger beroep heeft de raadsvrouw van de opgeëiste persoon bepleit dat de uitleveringsdetentie opnieuw geschorst moet worden. De advocaat-generaal verzet zich hiertegen, verwijzend naar artikel 56 van de Uitleveringswet, dat schorsing in deze fase niet toestaat. Het hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft beslist en bevestigt de beschikking. Het hof overweegt dat de opgeëiste persoon door eerdere schorsingen slechts vier dagen in detentie heeft verbleven en dat er geen redenen zijn om van de wettelijke regeling af te wijken. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de artikelen 36 en 56 van de Uitleveringswet en het Wetboek van Strafvordering.