ECLI:NL:GHARL:2019:7004
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en de hardheidsclausule in het geval van niet te goeder trouw ontstaan schulden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling voor de appellant, die eerder door de rechtbank Overijssel was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden, met name een schuld aan de Belastingdienst. De appellant, die samenwoont met zijn partner en vader is van twee kinderen, had een totale schuldenlast van € 30.417,03. Hij had eerder beschermingsbewind laten instellen en was bezig met het verbeteren van zijn financiële situatie.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat het grootste deel van zijn schulden langer dan vijf jaar geleden was ontstaan en dat hij te goeder trouw was. Hij heeft ook aangevoerd dat hij stappen heeft ondernomen om zijn schuldenpositie te verbeteren, waaronder het aanvragen van een legitimatiebewijs en het inschakelen van jeugdzorginstantie Jarabee voor opvoedingsondersteuning. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant een bestendige positieve gedragsverandering heeft doorgemaakt en dat hij de omstandigheden die hebben geleid tot zijn schulden onder controle heeft gekregen.
Het hof heeft geoordeeld dat, ondanks de niet te goeder trouw ontstaan schulden, de appellant kan worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling op basis van de hardheidsclausule. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en de wettelijke schuldsaneringsregeling is van toepassing verklaard ten aanzien van de appellant.