Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant 1] ,
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
Artikel 6 van dit koopcontract houdt in:
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
De woning was volgens [appellant] namelijk niet geschikt voor normaal gebruik. [geïntimeerde] heeft bij de verkoop onjuiste informatie gegeven over de lekkage en muurscheuren en hij heeft ook informatie daarover achtergehouden, die hij [appellant] had moeten geven, aldus nog steeds [appellant] .
Zoals het hof bij de vaststaande feiten al heeft weergegeven, heeft [appellant] bij de tweede bezichtiging geen aannemer meegenomen, maar wel een timmerman en een elektricien. Dit betekent dat de eerste grief gegrond is, maar dit bepaalt niet meteen de uitkomst van het hoger beroep omdat het hierbij slechts om één van omstandigheden gaat die een rol spelen. Het hof zal hieronder ook de andere feiten en omstandigheden in zijn oordeel betrekken.
normaal gebruik als woning. De interpretatie van wat daarmee is bedoeld moet aan de hand van de zogenaamde Haviltex-maatstaf worden gegeven (zie HR 13 maart 1981, NJ 1981/635 en HR 20 februari 2004, NJ 2005/493), zodat het hof niet alleen op de tekst van het koopcontract let, maar ook op de andere omstandigheden van het geval.
[geïntimeerde] heeft het in zijn memorie van antwoord op meerdere plaatsen over het ingrijpende karakter van de verbouwing door [appellant] en noemt dit in zijn processtukken zelfs sloop. Ter zitting in hoger beroep heeft hij gepreciseerd dat [appellant] tijdens de onderhandelingen aan (de makelaar van) [geïntimeerde] heeft verteld dat hij de woning op korte termijn ter beschikking wilde hebben om deze ingrijpend te verbouwen. [appellant] hebben uitvoerig tegengesproken dat zij het over sloop hebben gehad.
Uit enkel de mededeling dat een ingrijpende verbouwing op handen was, mocht [geïntimeerde] in redelijkheid niet opmaken dat de muren en het dak zouden worden vervangen, of dat een eventuele lekkage en/of schimmelvorming en/of andere vochtproblemen [appellant] niet zouden hinderen. Met
normaal gebruik als woninghebben partijen daarom niet voor ogen gehad dat [appellant] de woning zou slopen. Volgens de door [geïntimeerde] ingevulde Vragenlijst (productie 11 bij memorie van grieven), welke lijst [appellant] vóór de onderhandelingen had ontvangen, was het platte dak ongeveer 35 jaar oud en was het puntdak ‘
origineel’, dat wil zeggen: ongeveer 85 jaar oud. De ouderdom van de daken, de meer dan gemiddelde kennis van bouwzaken bij [appellant] , de aankondiging van de verbouwing en het feit dat [appellant] bij de tweede bezichtiging een timmerman en een elektricien had meegenomen, leveren op zichzelf evenmin als in onderlinge samenhang een voldoende sterk argument op om aan het ‘
normaal gebruik als woning met aan- en toebehoren’ een andere betekenis toe te kennen dan de betekenis die die woorden in het algemeen hebben. De overige inhoud van het koopcontract duidt daar ook al niet op.
[geïntimeerde] heeft geen ander gemotiveerd verweer gevoerd tegen de schadebegroting, ook niet in eerste aanleg.
normaal gebruik als woning met aan- en toebehoren’ in de weg zou hebben gestaan (zie artikel 6.3, slot, van de koopakte).
Geen bijzondere opmerkingen’) en daaruit blijkt evenmin als uit de overige stukken in hoeverre de scheurvorming in de weg stond aan normaal gebruik van de woning. Ook indien [geïntimeerde] op de Vragenlijst bij vraag 2b (
‘Zijn er (gerepareerde) scheuren/ beschadigingen in/aan de gevels aanwezig? Zo ja, waar?) niet een cirkel had mogen zetten om het woord
‘nee’ omdat hij door het rapport [taxatiebedrijf] wist van scheurvorming, is niet duidelijk dat er sprake is van een tekortkoming door de scheurvorming in dit relatief oude huis. Onduidelijk is in welk opzicht het huis als gevolg daarvan niet normaal als woning zou kunnen worden gebruikt. Van een schadevergoedingsverplichting ter zake van de scheurvorming is daarom niet gebleken. In zoverre zal het hof de vordering van [appellant] afwijzen.
Geen bijzondere opmerkingen’.
De advocaat van [appellant] heeft op de comparitie van partijen in hoger beroep over deze scheur gesteld dat er vocht uit lekte, maar nu [geïntimeerde] al eerder had weersproken dat de muurscheuren het in de koopakte voorziene gebruik van de woning belemmerden, had het op de weg van [appellant] gelegen om de ernst van deze lekkage nader toe te lichten. Dat heeft hij niet gedaan en hij heeft van de hinder die door dit vocht werd ondervonden ook al geen bewijs aangeboden. De stelling dat [geïntimeerde] kosten van het herstel van de scheur onder het keukenraam moet vergoeden is daarom af te wijzen.
5.Slotsom
€ 320,96
€ 1.088,96
€ 414,11
€ 1.932,11
6.De beslissing
een en ander (proceskosten en nakosten) vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;