ECLI:NL:GHARL:2019:680
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in sociale zekerheidsfraudezaak met benadelingsbedrag onder de € 50.000
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was vervolgd voor sociale zekerheidsfraude, waarbij het benadelingsbedrag lager was dan € 50.000. Volgens de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude dienen dergelijke zaken in beginsel bestuurlijk te worden afgedaan, tenzij er sprake is van uitzonderingssituaties. Het hof heeft vastgesteld dat in deze zaak geen uitzonderingen van toepassing zijn, waardoor het openbaar ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging van de verdachte.
De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de vervolging in strijd was met de Aanwijzing, aangezien het benadelingsbedrag onder de € 50.000 lag en er geen uitzonderingsgrond aanwezig was. De advocaat-generaal stelde echter dat er wel sprake was van uitzonderingen, omdat er strafvorderlijke dwangmiddelen waren toegepast. Het hof oordeelde dat de toepassing van deze dwangmiddelen op zichzelf niet voldoende was om van de hoofdregel af te wijken. Het hof concludeerde dat de verdachte in strijd met de Aanwijzing was vervolgd en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden.
Het hof benadrukte dat de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude bindend is voor het openbaar ministerie en dat de regels die daarin zijn opgenomen, ook voor de vervolging van toepassing zijn. De uitspraak van het hof heeft belangrijke implicaties voor de vervolging van sociale zekerheidsfraudezaken met een benadelingsbedrag onder de € 50.000, waarbij de nadruk ligt op het naleven van de Aanwijzing en de voorwaarden waaronder strafrechtelijke vervolging kan plaatsvinden.