ECLI:NL:GHARL:2019:6502
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw onbetaald gelaten schuldenlast
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Midden-Nederland om appellant toe te laten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Appellant, die jarenlang als zelfstandige in de vastgoedsector heeft gewerkt, had een aanzienlijke schuldenlast van meer dan € 1.700.000,-, waaronder een restschuld aan De Volksbank van € 754.021,08. De rechtbank had het verzoek van appellant afgewezen op basis van het feit dat hij niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden, met name de dwangsommen aan de gemeente Soest. Appellant had van november 2015 tot januari 2019 geen vergoeding ontvangen voor zijn werkzaamheden voor een vennootschap waarvan zijn kinderen aandeelhouder zijn, en hij had onvoldoende aangetoond dat hij zijn schuldenlast serieus had geprobeerd te verminderen.
In hoger beroep heeft appellant verzocht om vernietiging van het eerdere vonnis en toewijzing van zijn verzoek om schuldsanering. Het hof heeft echter geoordeeld dat appellant niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest in de afgelopen vijf jaar. Het hof heeft vastgesteld dat appellant zijn verplichtingen om zijn schuldenlast te beperken niet is nagekomen en dat hij geen serieuze pogingen heeft ondernomen om zijn financiële situatie te verbeteren. Het hof heeft ook geoordeeld dat de hardheidsclausule niet van toepassing is, omdat appellant niet heeft aangetoond dat hij de omstandigheden die hebben geleid tot zijn schulden onder controle heeft gekregen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waardoor appellant niet werd toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van te goeder trouw handelen bij het aanvragen van schuldsanering en de noodzaak voor schuldenaren om actief te werken aan het verminderen van hun schuldenlast.