Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
- een gevangenisstraf van tien jaar, met aftrek van het voorarrest;
- toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
mr. N.C.E.C. Luns en mr. B. Roodveldt, naar voren is gebracht. Het hof heeft tevens kennis genomen van hetgeen mrs. Bosma en Roos namens het slachtoffer/benadeelde partij naar voren hebben gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
subsidiair
subsidiair
meer subsidiair
zij op of omstreeks 3 december 2017 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan de [adres] ) door
Vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde
Overweging met betrekking tot het bewijs
Bewezenverklaring
meer subsidiair
zij op 3 december 2017 te [plaats] , opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan de [adres] door
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
poging tot moord
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
€ 58.640,18 (achtenvijftigduizend zeshonderdveertig euro en achttien cent) bestaande uit € 43.640,18 (drieënveertigduizend zeshonderdveertig euro en achttien cent) materiële schade en€ 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 2.148,-. (tweeduizend honderdachtenveertig euro).
€ 58.640,18 (achtenvijftigduizend zeshonderdveertig euro en achttien cent) bestaande uit € 43.640,18 (drieënveertigduizend zeshonderdveertig euro en achttien cent) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
313 (driehonderddertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.