Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van ouders in hun hoger beroep tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 19 maart 2019. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. A.D.J. van Ruyven, hebben op 20 juni 2019 hoger beroep ingesteld, wat volgens hen tijdig was, omdat de beschikking pas later op schrift was gesteld en verzonden. De ouders stelden dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep pas begon te lopen op de datum van verzending van de schriftelijke beschikking, 16 april 2019, en dat zij hun beroepschrift op 18 juni 2019 per fax hadden verzonden, hoewel dit niet was aangekomen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld op 10 juli 2019, waarbij de ouders in persoon verschenen en de GI vertegenwoordigd was door [B].
Het hof overweegt dat de uitspraak van de kinderrechter op 19 maart 2019 in het openbaar is gedaan, wat betekent dat deze datum geldt als de aanvangsdatum voor de beroepstermijn van drie maanden. De ouders hebben hun verzoek in hoger beroep pas na het verstrijken van deze termijn ingediend. Het hof concludeert dat de ouders niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek in hoger beroep, omdat zij niet binnen de gestelde termijn hebben gehandeld. De beslissing is op 23 juli 2019 uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.