Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
1 maart 2016 kinderalimentatie te betalen aan de zoon, welke alimentatie wordt geïnd door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (hierna: LBIO). [appellant] heeft vanaf
1 februari 2014 geen alimentatie meer voldaan waardoor uit hoofde daarvan een schuld is ontstaan aan de zoon. Op [trouwdatum] is [appellant] hertrouwd met zijn nieuwe partner, mevrouw [partner] (hierna: de partner). [appellant] is voorts vennoot geweest van een V.O.F. die vanaf
1 februari 2014 is voortgezet in de vorm van een B.V. onder de naam Time Logistics B.V. (hierna: Time Logistics). Op 31 december 2015 heeft [appellant] zijn aandelen in Time Logistics verkocht en geleverd aan een derde. Time Logistics is op 20 december 2016 in staat van faillissement verklaard. Het faillissement van Time Logistics is begin 2018 geëindigd door vereenvoudigde afwikkeling. In juli 2017 hebben [appellant] en zijn partner verzocht om toelating tot de WSNP. Dit verzoek is afgewezen.
artikel 1 lid 1 Fw bedoelde toestand. Ook als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, dient steeds te worden onderzocht of de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
€ 48,00 geldt. Nu gesteld noch gebleken is wat de maandelijkse kale huurprijs is van [appellant] en welke verhoging voor servicekosten moet worden aangehouden, kan de toepasselijke rekenhuur niet worden vastgesteld, zodat niet zonder meer kan worden aangenomen dat de rekenhuur van [appellant] de huurgrens overschrijdt en dat [appellant] ten onrechte huurtoeslag heeft ontvangen. Gelet hierop is niet summierlijk gebleken van een schuld aan de Belastingdienst.
4.De beslissing
24 januari 2019 en ondertekend door de oudste raadsheer.