Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
de uit het te verstrekken krediet voortvloeiende werkelijke, of volgens het voorgaande lid berekende theoretische verplichtingen indien deze hoger zijn, ertoe leiden dat de kredietnemer van zijn inkomsten, na aftrek van vaste lasten, minder overhoudt dan de voor de kredietnemer geldende bijstandsnorm onder aftrek van de normhuur zoals bepaald in de artt. 16.1 en 17.2 Huursubsidiewet. (…)” De toelichting op lid 3 luidt: “
Als de volgens lid 2 berekende periodieke financieringsverplichtingen worden opgeteld bij de woonlasten (huur- c.q. hypotheeklasten), alimentatie, ziektekostenverzekering etc., en het totaal in mindering wordt gebracht op het netto-inkomen van de kredietnemer (…), moet de kredietnemer aan inkomsten tenminste blijven beschikken over de voor de kredietnemer geldende bijstandsnorm, onder aftrek van de normhuur zoals bepaald in de artt. 16.1 en 17.2 Huursubsidiewet.(…)” In lid 2 van artikel 4 van de gedragscode is bepaald: “
Voor de beoordeling van de aflossingscapaciteit van de kredietnemer gaat de financier uit van een maandelijkse betaling door de kredietnemer van tenminste 2% van de kredietlimiet (bij doorlopend krediet) of het kredietbedrag (bij aflopend krediet), ook als de werkelijke periodieke betaling door de kredietnemer kleiner is. Eventueel reeds lopende kredieten herberekent financier volgens dezelfde norm om de reeds bestaande verplichtingen van de kredietnemer vast te stellen.” De toelichting op lid 2 luidt: “
(…) Om te voorkomen dat de cliënt onverantwoorde verplichtingen aangaat, dient de financier voor de acceptatie uit te gaan van een norm-bedrag aan rente en aflossing van tenminste 2% per maand van de kredietlimiet of het kredietbedrag. Eventueel reeds lopende leningen moeten voor het berekenen van de aflossingscapaciteit volgens dezelfde norm worden herberekend. Bij verschil tussen de werkelijke en de theoretische verplichtingen geldt voor de berekening van de aflossingscapaciteit steeds het hoogste bedrag. (…)”.