ECLI:NL:GHARL:2019:5630

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
200.223.137/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over ontbinding van een huurovereenkomst voor een schip tussen Stichting Vrienden van Stichting Petit Mbao en Stichting de Noorderlingen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Stichting Vrienden van Stichting Petit Mbao en Stichting de Noorderlingen over de ontbinding van een huurovereenkomst voor het schip M.V. Our World. De huurovereenkomst, die op 18 maart 2015 werd gesloten, betrof het gebruik van het schip door de Noorderlingen voor theaterlessen en -trainingen. De Noorderlingen hebben de overeenkomst ontbonden vanwege gebreken aan het schip, terwijl Petit Mbao betaling van de huur over de resterende periode vorderde. Het hof moest beoordelen of er sprake was van verzuim aan de zijde van de verhuurder, Petit Mbao.

De procedure in hoger beroep begon met een comparitie van partijen op 10 mei 2019, waar beide partijen hun standpunten toelichtten. Het hof heeft vastgesteld dat de Noorderlingen de overeenkomst rechtsgeldig hebben ontbonden, omdat Petit Mbao niet voldeed aan haar verplichtingen om het schip geschikt te maken voor gebruik. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de Noorderlingen de overeenkomst rechtsgeldig had ontbonden, omdat Petit Mbao op de fatale termijn van 6 januari 2014 niet had voldaan aan de afgesproken werkzaamheden.

Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor bewijslevering, waarbij de Noorderlingen moeten aantonen dat Petit Mbao op de fatale termijn niet aan haar verplichtingen heeft voldaan. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot na de bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.223.137/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 5526792 \ CV EXPL 16-16710)
arrest van 9 juli 2019
in de zaak van
Stichting Vrienden van Stichting Petit Mbao en het schip MVOurWorld,
gevestigd te Groningen,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Petit Mbao,
advocaat: mr. E.T. van Dalen, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Stichting de Noorderlingen,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
De Noorderlingen,
advocaat: mr. D.Y.M. Schuth, kantoorhoudend te Groningen.
Het hof neemt het arrest van 9 oktober 2018 hier over.

1.1. Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
In genoemd tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie, waarbij beide partijen en hun advocaten zijn verschenen, heeft op 10 mei 2019 plaatsgevonden. Het proces-verbaal van de comparitie bevindt zich bij de stukken.
1.2
Op verzoek van partijen is arrest bepaald op het door partijen met het oog op de comparitie overgelegde procesdossier.

2.De vaststaande feiten

2.1
Het hof gaat uit van de volgende feiten aangezien deze zijn gesteld en niet zijn weersproken.
2.2
De Stichting Petit Mbao was eigenaar van het schip M.V. Our World, een coaster uit 1952 (hierna: het schip). Het schip werd door vrijwilligers omgebouwd tot een zeewaardig pleziervaartuig. De stichting Petit Mbao is een erkend leer/werkbedrijf. Petit Mbao is een aan de stichting Petit Mbao gelieerde 'vrienden van' stichting. Het schip lag aangemeerd aan de Boumaboulevard 599 te Groningen. Het schip kon daar liggen op basis van een door de gemeente Groningen (jaarlijks te verlengen) ontheffingsvergunning.
2.3
De Noorderlingen is een productiehuis voor professioneel jongerentheater. Zij heeft ook een theatervooropleiding.
2.4
Tussen Petit Mbao, daartoe gemachtigd door stichting Petit Mbao, en De Noorderlingen is een overeenkomst tot stand gekomen tot gebruik tegen betaling van het schip door De Noorderlingen voor het geven van theaterlessen en -trainingen aan jongeren, het houden van voorstellingen en voor kantoor- en vergaderdoeleinden. De overeenkomst is vastgelegd in een door een advocaat opgestelde schriftelijk contract van 18 maart 2015.
In het contract wordt de overeenkomst aangeduid als een gebruiksovereenkomst en worden Petit Mbao en De Noorderlingen aangeduid als respectievelijk gebruikgever en gebruiknemer.
In de considerans van het contract is onder meer vermeld:
"
Nemen in aanmerking dat(…)- Het ombouwen van het Schip een continu voortdurend proces betreft;
- Gebruiknemer bij het aangaan van de overeenkomst de verwachtingen aangaande hetgebruiksgenot hebben aangepast conform de staat, de eigenschappen en omstandighedenvan het Schip, alsmede de doelstellingen van de stichting Petit Mbao, hierna:'de Omstandigheden';
- De stichting Petit Mbao (delen van) het schip ook aan derden in gebruik geeft, rekeninghoudend met de gebruikswijze van Gebruiknemer;
- Stichting Petit Mbao jaarlijks opnieuw een ontheffingsvergunning dient aan te vragen bijde gemeente Groningen."
In het contract is verder bepaald dat de overeenkomst ingaat op 1 april 2013 en voor de duur van vier jaar (dus tot 1 april 2017) wordt aangegaan en dat De Noorderlingen voor het gebruik van het schip een bedrag van € 2.083,33 per maand (dus € 25.000,- per jaar) verschuldigd zijn.
Verder is in het contract onder meer bepaald:
"
3.Gebruiksgenot, herstel en aanpassingen3.1 Gebruiknemer verwacht en houdt er rekening mee dat gedurende het Gebruik,werkzaamheden worden verricht aan het Schip.(…)4.Duur, verlenging en opzegging(…)4.7 Indien voor de ligplaats van het Schip (…) geen ontheffing wordt verkregen, wordtin onderling overleg tussen Partijen en Stichting Petit Mbao een nieuwe ligplaatsbepaald waarvoor een ontheffingsvergunning wordt aangevraagd.4.8 Bij het bepalen van de nieuwe ligplaats zal de stichting Petit Mbao de doorslag geven inverband met de kenmerken van het Schip, mits de nieuwe ligplaats binnen destadsgrenzen van Groningen is gelegen en voldoende bereikbaar is met het openbaarvervoer.4.9 Indien de ligplaats van het Schip buiten de stadsgrenzen van Groningen is komen teliggen en of onvoldoende bereikbaar is geworden met het openbaar vervoer, doorwijziging van de ligplaats, heeft de Gebruiknemer binnen 2 weken na kennisneminghiervan, het recht de overeenkomst te beëindigen met een opzegtermijn van 1 maand."
Aan het contract is een door partijen ondertekende bijlage gehecht, waarop het volgende is vermeld:
"
Bij ingebruikname van de MVOurWorld door De Noorderlingen op 1 april 2013 zijn de volgende zaken in gereedheid gebracht:- wind en waterdicht- opruimen en veegschoon- geïsoleerd- vloer: een geheel- een werkende verwarming- leuningen trap ruim- vluchtwegen en nooduitgangbordjes- ventilatie- functionerende sanitaire voorzieningen- keuken"
2.5
Bij e-mailbericht van 27 juli 2013 heeft de Noorderlingen haar zorgen kenbaar gemaakt over het afvoeren van materialen, het aanbrengen van aan nieuwe loopplank, het wind- en waterdicht maken van het schip en het storten van de nieuwe vloer in het achterste deel van het ruim. In antwoord daarop heeft Petit Mbao laten weten dat het allemaal wat langzamer gaat dan gehoopt, maar dat ze bezig is iets te regelen.
2.6
In een brief van 5 september 2014 aan De Noorderlingen heeft de brandweer naar aanleiding van een periodieke controle van het schip op een aantal aspecten op het gebied van brandveiligheid onder meer geschreven:
"
Tijdens de controle is vastgesteld dat de gehele binnenzijde van het schip is bedekt met een laag PUR schuim. Een eenvoudige brandproef heeft aangetoond dat het schuim bij contact met een brandend voorwerp zeer veel rook produceert. Aangezien de rook giftig is, en tevens desoriënterend werkt, adviseren wij dan ook met klem de schuimlaag af te laten dekken met een brandwerend middel. Tevens is tijdens de controle gebleken dat u een offerte heeft aangevraagd voor het laten plaatsen van rookmelders in vluchtwegen en verkeersroutes en een aantal blusmiddelen bij te laten plaatsen. Wij adviseren u de aangeboden werkzaamheden conform offerte te laten uitvoeren."
2.7
In een brief van 3 oktober 2013 hebben B&W van Groningen de gemeenteraad van Groningen laten weten dat de tijdelijke ontheffing van het ligplaatsverbod ten behoeve van het schip niet verder zal worden verlengd dan tot 1 januari 2015 en dat de gemeente De Noorderlingen zal ondersteunen bij het zoeken van een "passende veilige alternatieve ruimte".
2.8 In een verslag van een overleg tussen partijen van 28 november 2013 is onder meer het volgende vermeld:
"
Gespreksonderwerp is de voortgang van maatregelen die genomen moeten worden om de activiteiten van de Noorderlingen op de MV Our World ook in de winter doorgang te laten vinden.Wat moet er urgent zijn/komen/verbeteren:- stroomvoorziening- isolatie van het dak van het ruim- de heater in het ruim. Hij doet het, maar na 20 minuten is het weer koud.- de verwarming in het dekhuis.(…)Afspraak is dat er dinsdag 3 december een plan van aanpak van [A] en [B] komt met alle verbeteringen voor het schip."
2.9
In een verslag van een overleg tussen partijen op 3 december 2013 is onder meer het volgende vermeld:
"Gespreksonderwerp is de voortgang van maatregelen die genomen moeten worden om de activiteiten van De Noorderlingen op de MV Our World ook in de winter doorgang te laten vinden.[C] en [D] geven aan weinig vertrouwen te hebben in de voortgang van het realiseren van bovengenoemde maatregelen zoals eerder vastgelegd bij de huurovereenkomst.
• Verbeteringen aan de verwarming in het ruim zijn niet genomen. De heater heeft een enorm
vermogen maar de warme lucht ontsnapt binnen 10 minuten. De heater kan niet aan gezet
worden tijdens de activiteiten in het ruim vanwege geluidsoverlast.• de aansluiting van de vloerverwarming in het dekhuis op een deugdelijke ketel is geenszins
gerealiseerd.
• Het middendeel van het ruim is nog steeds een vergiet waardoor regenwater vrijelijk naar
binnen stroomt en veel vochtoverlast en dus schade aan onze apparatuur veroorzaakt terwijl
de warme lucht van de heater gemakkelijk zijn weg naar buiten vindt. Volgens [B] kan het
ruim ook niet luchtdicht afgesloten worden omdat de heater toevoer van verse lucht nodig
heeft.
• De houtkachel in het dekhuis is op een dermate onhandige plek geplaatst waardoor deze
nauwelijks rendement geeft.
• Het gebruiksklaar maken van een tweede toilet ligt al maanden stil
• Er zijn geen voorzieningen getroffen om de watertoevoer te garanderen bij vorst.
• De inzet van stagiaires van het Noorderpoortcollege leidt tot weinig voortgang maar
veroorzaakt veel overlast (lawaai, rommel, vandalisme, naast de pleepot pissen)
[B] en [A] vragen om een prioriteitenlijst. [C] geeft aan dat er al sinds april een
prioriteitenlijst ligt die wat haar betreft zo snel mogelijk moet worden uitgevoerd.
(…)
[C] en [D] geven aan dat per 6 januari 2014 alle werkzaamheden die nodig zijn om van het schip ook in de winter een werkbare plek te maken, gedaan moeten zijn.
• Het ruim moet warm te stoken zijn zonder geluidsoverlast
• Het dekhuis moet adequaat verwarmd kunnen worden
• De waterleiding moet vorstvrij aangelegd worden zowel in als buiten het schip
• Er komt een functionerend tweede toilet
• Er worden maatregelen genomen om de lekkage van regenwater in het ruim te voorkomen."
2.1
In een brief van 21 februari 2018 heeft De Noorderlingen Petit Mbao laten weten het gebruik van het schip per 28 februari 2014 te beëindigen. In deze brief heeft De Noorderlingen dat als volgt gemotiveerd:
"
Het is sinds het begin niet werkbaar en niet veilig op de boot voor de docenten, de spelers
en de medewerkers. Het functioneert onvoldoende en er is geen vertrouwen dat het op
termijn zal gaan functioneren, na bijna een jaar problemen en afspraken om dit op te lossen
die niet worden nagekomen. Met name de onveiligheid en de instabiele stroomvoorziening
zijn het probleem.
Op 18 maart 2013 hebben we een aanvulling op de overeenkomst getekend dat er op1 april 2013 een aantal belangrijke zaken in ieder geval in orde zouden zijn. Helaas was dat
toen niet het geval, daarover zijn we in gesprek gegaan en was de nieuwe afspraak dat dit
in de eerstvolgende vakantie, de zomervakantie, gerealiseerd zou gaan worden. Ook dat
bleek in september niet het geval te zijn. Op aandringen van de wethouder heeft ook de
brandweer begin september gewezen op de brandonveilige situatie. Weer nieuwe planning
en afspraken gemaakt. Met name de vluchtweg voor in het ruim was een belangrijke ivm
veiligheid. Planning was oktober herfstvakantie. Op 28 november weer een afspraak
gemaakt dat er een planning zou komen om met spoed belangrijke zaken als de
stroomvoorziening, isolatie/winddicht van dak in ruim, de vloerverwarming in dekhuis en de
warmteblazer in ruim klaar te hebben, want de winter komt eraan. Helaas. Van de
gesprekken op 28 nov en 3 december en 13 februari zijn de gespreksverslagen per email
toegestuurd. De deadline van 6 januari 2014 was wederom niet gehaald voor het realiseren
van de afgesproken verbeteringen aan het schip die een voorwaarde waren voor De
Noorderlingen om haar activiteiten op het schip te kunnen doen. Meerdere malen hebben
we de activiteiten elders moeten onderbrengen. Noodzakelijk was de afspraak dat de
vergoedingen die we elders betalen voor gebruik van ruimten in mindering brengen op de
vergoeding voor gebruik van de MVOurWorld."
2.11
In een brief van 23 januari 2015 aan de Noorderlingen heeft de toenmalige (incasso)gemachtigde van Petit Mbao geschreven dat De Noorderlingen in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen, doordat de Noordelingen het schip heeft verlaten en de huurtermijnen niet betaalt. Namens Petit Mbao heeft hij De Noorderlingen gesommeerd tot betaling van achterstallige huurtermijnen over de maanden januari tot en met maart 2014, schadevergoeding (bestaande uit de gebruiksvergoeding voor de resterende contractperiode) en een vergoeding voor gas- en elektra, totaal een bedrag van € 81.249,87 + p.m. De Noorderlingen heeft niet aan deze sommatie voldaan.
2.12
Nadat het schip eerst elders in de gemeente Groningen een ligplaats heeft ingenomen, heeft de Stichting Petit Mbao het schip moeten verkopen.

3.3. De vorderingen, het verweer en de beslissing in eerste aanleg

3.1
Petit Mbao heeft de Noorderlingen gedagvaard voor de kantonrechter te Groningen. Zij heeft betaling gevorderd van een bedrag van € 81.879,88 + pm, te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten. Aan deze vordering heeft zij ten grondslag gelegd dat De Noorderlingen de overeenkomst zonder geldige reden heeft opgezegd, waardoor bij haar schade is ontstaan bestaande uit de onbetaald gebleven vergoeding voor de resterende contractsduur.
3.2
De Noorderlingen heeft verweer gevoerd. Volgens haar heeft zij de huurovereenkomst per 1 maart 2014 rechtsgeldig ontbonden, omdat Petit Mbao toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verplichting om het schip geschikt te maken voor het gebruik door De Noorderlingen. Petit Mbao heeft de in de bijlage bij de overeenkomst vermelde werkzaamheden niet op 1 april 2013 afgerond. Ook de in het verslag van 3 december 2013 vermelde werkzaamheden waren niet op de overeengekomen uiterste datum van 6 januari 2014 afgerond. Er was zowel op 1 april 2013 als op 6 januari 2014 sprake van een fatale termijn, zodat Petit Mbao toen zij op die data niet volledig en deugdelijk presteerde in verzuim verkeerde.
De Noorderlingen heeft ook aanspraak gemaakt op vergoeding van door haar geleden schade en terugbetaling van de door haar tot 1 maart 2014 (in haar visie onverschuldigd) betaalde huur.
3.3
Nadat de kantonrechter in het tussenvonnis van 24 januari 2017 een comparitie van partijen had gelast en deze comparitie ook had plaatsgevonden, heeft de kantonrechter in zijn eindvonnis van 4 juli 2017 de vorderingen in conventie en in reconventie afgewezen en de proceskosten gecompenseerd. Aan deze beslissingen heeft de kantonrechter ten grondslag gelegd dat De Noorderlingen de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden doordat Petit Mbao op 6 januari 2014 (volgens de kantonrechter een fatale termijn) de in het verslag van
3 december 2013 vermelde werkzaamheden nog niet had verricht. De vordering van Petit Mbao stuit daarop af. Volgens de kantonrechter heeft De Noorderlingen haar vordering tot schadevergoeding en terugbetaling van betaalde huur onvoldoende onderbouwd, waardoor die vordering niet toewijsbaar is.

4.4. De bespreking van de grieven

4.1
Het hof stelt voorop dat partijen terecht het oordeel van de kantonrechter dat de overeenkomst tussen hen een huurovereenkomst is, niet hebben bestreden. De overeenkomst voldoet aan alle vereisten van een huurovereenkomst: er is sprake van het in gebruik geven van een zaak tegen een bepaalde prijs.
4.2
Het hof stelt vast dat in hoger beroep ondubbelzinnig duidelijk is geworden dat de grondslag van de vordering van Petit Mbao nakoming van de huurovereenkomst is. In de buitengerechtelijke fase maakte de incassogemachtigde van Petit Mbao aanspraak op schadevergoeding, maar in hoger beroep heeft Petit Mbao aangegeven dat zij aanspraak maakt op nakoming van de op de Noorderlingen rustende verplichting tot betaling van de huurtermijnen.
4.3
De kantonrechter heeft de (primaire) stelling van De Noorderlingen, dat 1 april 2013 een fatale termijn is, verworpen. Met
grief I in het incidenteel appelkomt De Noorderlingen op tegen dit oordeel. De grief faalt. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat uit het feit dat de Noorderlingen op 1 april 2013 het schip betrokken hebben en dat tussen partijen nadien herhaaldelijk overleg heeft plaatsgevonden over het verrichten en afronden van de werkzaamheden die zijn vermeld in het aanhangsel bij het contract volgt dat de in dat aanhangsel vermelde termijn van 1 april 2013 niet de strekking van een fatale termijn in de zin van artikel 6:83 onder a. BW heeft (dan wel, voorzover er wel sprake zou zijn van een fatale termijn, partijen het fatale karakter aan die termijn hebben ontnomen). Het hof neemt bij dit oordeel in aanmerking dat De Noorderlingen ermee bekend was dat het schip niet bestemd was voor het door haar beoogde gebruik, dat het schip ingrijpend werd verbouwd (omgebouwd), dat deze verbouwing bij het aangaan van de overeenkomst nog niet was afgerond en tijdens het gebruik van het schip zou worden voortgezet. In de considerans van de overeenkomst is ook vermeld dat het ombouwen van het schip een voortdurend proces betreft. Onder deze omstandigheden mocht de Noorderlingen er niet van uitgaan dat de nog voor het begin van het gebruik afgesproken termijn een fataal karakter zou hebben.
4.4
De kantonrechter heeft overwogen dat de datum van 6 januari 2014 wel een fatale termijn betreft.
Grief I in het principaal appelis tegen dit oordeel gericht. Ook deze grief faalt. Daartoe is redengevend dat uit de aangehaalde verslagen van 28 november 2013 (rov. 2.8) en 3 december 2013 (rov. 2.9) volgt dat partijen met elkaar gesproken hebben over de vereisten waaraan het schip in elk geval moest voldoen om gebruik van het schip door De Noorderlingen in de winterperiode mogelijk te maken. Deze gesprekken vonden plaats toen De Noorderlingen het schip al geruime tijd gebruikte en dus, uit eigen ervaring, wist wat minimaal nodig was voor een adequaat gebruik van het schip. De wijze waarop in het verslag van 3 december 2013 is geformuleerd dat voor de in het verslag genoemde datum van
6 januari 2014 de daar genoemde werkzaamheden moeten zijn verricht -
[C] en [D] geven aan dat per 6 januari 2014 alle werkzaamheden die nodig zijn om van het schip ook in de winter een werkbare plek te maken, gedaan moeten zijn -geeft aan dat 6 januari 2014 geen streefdatum, maar een 'harde datum' is. In het verslag wordt een verband gelegd tussen deze datum en het gebruik van het schip in de winter. Het karakter van de voor 6 januari 2014 te verrichten werkzaamheden sluit daar ook bij.
4.5
Petit Mbao wijst erop dat het gespreksverslag niet door haar is ondertekend en door de Noorderlingen is opgesteld. Om die reden heeft het verslag maar beperkte bewijskracht, meent zij. Petit Mbao geeft echter niet aan dat de aangehaalde passage in het verslag onjuist is en hoe de passage wel had moeten luiden. In haar memorie van grieven stelt Petit Mbao dat op 3 december 2013 een gesprek heeft plaatsgevonden en dat toen afspraken zijn gemaakt "omtrent werkzaamheden die op korte termijn zouden moeten plaatsvinden"(MvG nr. 36). Onder deze omstandigheden heeft Petit Mbao de stelling van de Noorderlingen dat sprake is van een tussen partijen overeengekomen (nadere) fatale termijn onvoldoende weersproken. Opmerking verdient nog dat niet is vereist dat partijen met zoveel woorden hebben gesproken over een "fatale termijn" en dat ingevolge artikel 6:83 aanhef en onder (a) BW overeengekomen termijnen in beginsel alle fataal zijn, tenzij blijkt dat de termijn een andere strekking heeft (waarbij stelplicht en bewijslast rusten op de schuldenaar ). Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven of de vertegenwoordiger van Petit Mb
4.6
Met
grief II in het principaal appelkomt Petit Mbao op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de in het verslag van de bijeenkomst van 3 december 2013 vermelde werkzaamheden op 6 januari 2013 niet waren verricht. Volgens Petit Mbao waren deze werkzaamheden op 6 januari 2013 wel verricht.
4.7
Het hof stelt bij de bespreking van deze grief voorop dat, zoals Petit Mbao betoogt, en anders dan de kantonrechter heeft overwogen, de stelplicht en bewijslast op dit punt op De Noorderlingen rusten. Petit Mbao maakt aanspraak op nakoming van de verplichting van De Noorderlingen tot betaling van de huurtermijnen. Deze verplichting vloeit voort uit het bestaan van de huurovereenkomst tussen partijen. Tegen deze vordering voert de Noorderlingen het verweer dat zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Dat verweer is geen grondslagverweer, maar een bevrijdend verweer. De Noorderlingen dient dan ook de feiten en omstandigheden te stellen en, zo nodig, te bewijzen waaruit volgt dat zij de overeenkomst terecht heeft ontbonden. Dat betekent dat De Noorderlingen dienen te stellen en te bewijzen dat Petit Mbao op 6 januari 2014 de aan het verslag van het verslag van 3 december 2013 (aangehaald in rov. 2.9) vermelde werkzaamheden nog niet had uitgevoerd. Voor die werkzaamheden is 6 januari 2014 immers een fatale termijn.
4.8
De Noorderlingen hebben gemotiveerd aangevoerd dat Petit Mbao de in het verslag van de vergadering van 3 december 2013 vermelde werkzaamheden op 6 januari 2014 niet had verricht. Petit Mbao heeft dat gemotiveerd bestreden. Bij gelegenheid van de comparitie van partijen in hoger beroep is niet duidelijk geworden of de werkzaamheden nu wel (en zo ja voor welk deel) of niet zijn verricht. De vertegenwoordigers van partijen hebben bij die gelegenheid verklaringen afgelegd die niet met elkaar te verenigen zijn. Het hof zal De Noorderlingen dan ook, overeenkomstig het door haar gedane bewijsaanbod, toelaten tot het bewijs van haar stelling dat Petit Mbao op 6 januari 2014 de aan het slot van het verslag van 3 december 2013 vermelde werkzaamheden nog niet had verricht.
4.9
De zaak zal worden verwezen naar de rol voor opgave verhinderdata. De verdere bespreking van deze grief en van de overige grieven zal worden aangehouden tot na de bewijslevering.

5.5. De beslissing

Het gerechtshof, voordat het verder beslist:
laat De Noorderlingen toe te bewijzen (feiten en omstandigheden waaruit volgt) dat op
6 januari 2014 de aan het slot van het verslag van het gesprek van 3 december 2013 vermelde werkzaamheden (prod. 7 bij CvA, aangehaald in rov. 2.9) nog niet waren verricht;
bepaalt voor zover De Noorderlingen het bewijs zou willen leveren door middel van getuigen dat het verhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op een nog nader te bepalen dag en uur voor mr. H. de Hek, hiertoe tot raadsheer‑commissaris benoemd;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 6 augustus 2019 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n), voor de periode van zes maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. L. Janse en mr. M. Wolters en is uitgesproken op 9 juli 2019 door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier.