Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [de minderjarige1], [de minderjarige2] en [de minderjarige3]. De moeder van de kinderen, die in hoger beroep ging, verzocht het hof om de heer [G] als belanghebbende aan te merken en de eerdere beschikking van de kinderrechter te vernietigen. De kinderrechter had op 24 oktober 2018 de kinderen onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. Het hof oordeelde dat de heer [G] geen belanghebbende was, omdat hij niet het gezag over [de minderjarige3] uitoefent en niet duurzaam met hem heeft samengeleefd. Het hof concludeerde dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk waren, gezien de ernstige zorgen over de opvoedingssituatie bij de moeder, die kampt met persoonlijke problematiek en onvoldoende in staat is om voor de kinderen te zorgen. De moeder had eerder hulpverlening ontvangen, maar er waren herhaaldelijk zorgmeldingen gedaan over de veiligheid van de kinderen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kinderrechter, waarbij werd vastgesteld dat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd en dat een veilige opvoedingssituatie niet gewaarborgd kon worden. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van bescherming van de minderjarigen in deze complexe situatie.