Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde 1] ,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
- bepaald dat [appellant] een bedrag van € 10.700,- aan de nalatenschap moet doen toekomen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- bepaald dat [appellant] zijn aandeel in het geld voor de brommobiel heeft verbeurd aan [geïntimeerde 1] en [persoon] ;
- partijen bevolen over te gaan tot verdeling van de nalatenschap van erflater met inachtneming van wat in het vonnis is overwogen en met benoeming van een notaris en onzijdige personen;
- de proceskosten gecompenseerd;
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
- [geïntimeerde 1] een bedrag van € 55.400,- is verschuldigd aan de nalatenschap van erflater, vermeerderd met de contractuele rente daarover van 3% vanaf 1 januari 2005 tot aan de dag van voldoening;
- [appellant] de bedragen van € 150.710,01, € 28.876,50 en € 11.842,85, vermeerderd met rente, niet aan de nalatenschap dient te vergoeden;
- [appellant] op grond van de volmacht het bedrag van € 10.700,- niet aan de nalatenschap hoeft te doen toekomen en zijn aandeel in het geld van de brommobiel niet heeft verbeurd;
- met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de kosten van beide instanties.
- de onderdelen 5.1 (deels), 5.3 en 5.7 van dat vonnis vernietigt;
- voor recht verklaard dat [appellant] € 163.686,01 (in plaats van € 150.710,01) vermeerderd met wettelijke rente aan de nalatenschap dient te vergoeden;
- de verdeling van de nalatenschap zal vaststellen of de wijze van verdeling van de nalatenschap zal gelasten, en
- zijn arrest uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren.
"1: het rentepercentage is 3% per jaar m.i.v. 1 januari 2005". [geïntimeerde 1] en [appellant] zijn het erover eens dat het restant van deze lening € 55.400,- is. Tussen [geïntimeerde 1] en [appellant] is in geschil in hoeverre [geïntimeerde 1] over de schuld uit geldlening rente moet betalen.
handtekening)
juni 2007geen rente meer betaald hoeft te worden.
handtekening)
"Gesprek tussen ma en [geïntimeerde 1] en pa waarbij besloten werd door hen dat vanaf overlijden geen rente meer betaald zal worden". Midden onder is met de hand geschreven:
"over de maandelijkse lening". Linksonder is met de hand geschreven:
"Dit geld voor alle nabestaanden van ons gezin". Op het stuk staan de handtekeningen van erflater, [geïntimeerde 1] en [echtgenoot van geïntimeerde] .
‘WMO’. De bedragen waarom het hier gaat zijn overgemaakt in augustus 2008 in drie tranches onder vermelding van
‘WMO aug 2008’ (2x) en
‘opschonen rekening WMO’. Gelet op deze gemotiveerde betwisting is niet komen vast te staan dat [appellant] dit bedrag zonder grond heeft overgemaakt van de bankrekening van erflater naar zijn eigen rekening. [geïntimeerde 1] biedt geen bewijs aan van zijn stelling. Ook hier geldt dat zijn algemene bewijsaanbod (nr. 124 memorie van antwoord) gelet op het debat van partijen in deze kwestie in eerste aanleg en in hoger beroep onvoldoende specifiek is. [geïntimeerde 1] had in elk geval moeten aangeven wie daarover een verklaring hadden kunnen afleggen. Het hof zal hem dan ook niet toelaten tot bewijs. In zoverre slaagt grief 2 van [appellant] en faalt grief 1 van [geïntimeerde 1] .
‘wekelijks wassen/stomen/strijken kleding algemene reiniging’dan wel
‘WMO’dan wel
‘PGB’. De bedragen lopen op:
- van mei 2009 tot en met november 2009 is het € 264,- per maand waarbij in augustus 2009 nog een bedrag van € 2.266,30 is overgemaakt;
- van december 2009 tot en met april 2010 is het € 350,- per maand;
- van mei 2010 tot en met januari 2011 is het € 450,- per maand, waarbij in mei 2010 nog een bedrag van € 100,- is overgemaakt;
- van februari 2011 tot en met mei 2012 is het € 650,- per maand, waarbij in april en mei 2012 ook nog telkens een bedrag van € 700,- is overgemaakt;
- van juli 2012 tot en met december 2013 is het € 700,- per maand.
'[koper brommobiel]'heeft hij contact opgenomen met mevrouw Van der [koper brommobiel] die hem op 29 april 2016 heeft meegedeeld dat zij de brommobiel op 16 januari 2009 heeft gekocht voor een bedrag van € 10.900,-.
- een vordering wegens geldlening op [geïntimeerde 1] van € 55.400,- en de daarover tot 1 mei 2018 verschuldigde rente van € 33.002,81, nog te vermeerderen met de rente van 3% per jaar vanaf 1 mei 2018 tot 4 juni 2019 van € 1.818,-, totaal € 90.220,81;
- een vordering op [appellant] van € 163.686,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2016 tot de dag van betaling (= dag verdeling; zie hieronder);
- een vordering op [appellant] van € 28.876,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2016 tot de dag van betaling (= dag verdeling; zie hieronder).
€ 6.777,77
€ 8.234,36
€ 25.632,08