ECLI:NL:GHARL:2019:5084

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
19 juni 2019
Zaaknummer
200.144.799/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot herroeping van eerder arrest inzake contractovername en beheersovereenkomst

In deze zaak heeft EAZZIS VAKANTIE BEHEER B.V. (hierna: Eazzis) in hoger beroep een verzoek tot herroeping ingediend van een eerder arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 oktober 2017, alsook van een vonnis van de kantonrechter van 13 november 2013. Eazzis, vertegenwoordigd door advocaat mr. C. Erasmus, stelt dat er nieuwe documenten zijn ontdekt die aantonen dat de geïntimeerden al in 2004 op de hoogte waren van de contractovername van de beheersovereenkomst. De geïntimeerden, vertegenwoordigd door advocaat mr. drs. M. Vriezekolk, betwisten deze claim en stellen dat zij niet op de hoogte zijn gesteld van de contractovername.

Het hof heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat voor herroeping op basis van artikel 382 Rv vereist is dat het eerdere vonnis of arrest berust op bedrog, valsheid van stukken of het achterhouden van beslissende stukken. Eazzis heeft betoogd dat de geïntimeerden bedrog hebben gepleegd door te volhouden dat zij geen kennis hadden genomen van de informatie over de overgang van de beheersactiviteiten. Het hof heeft echter geoordeeld dat de door Eazzis overgelegde stukken niet voldoen aan de eisen van artikel 6:159 BW, die vereist dat de eigenaar schriftelijk op de hoogte wordt gesteld van de contractovername.

Uiteindelijk heeft het hof de vordering tot herroeping afgewezen en Eazzis veroordeeld in de kosten van de herroepingsprocedure, die zijn vastgesteld op € 2.148,00 aan salaris advocaat. Het arrest is uitgesproken op 18 juni 2019.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.144.799/02
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, 517970 CV 13-939)
arrest van 18 juni 2019
in de zaak van
EAZZIS VAKANTIE BEHEER B.V.,
gevestigd te Zutphen,
appellante,
hierna: Eazzis,
advocaat mr. C. Erasmus te Amsterdam,
tegen:

1.[Geïntimeerde 1] ,

2. [Geïntimeerde 2] ,
beiden wonende te [Woonplaats] ,
geïntimeerden,
hierna: gezamenlijk [Geïntimeerden] en afzonderlijk [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] ,
advocaat mr. drs. M. Vriezekolk te Zutphen.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Bij dagvaarding van 30 november 2017 heeft Eazzis de herroeping gevorderd van het arrest van dit hof van 10 oktober 2017, onder zaaknummer 200.181.772 gewezen tussen Eazzis als appellante en [Geïntimeerden] als geïntimeerden en van het vonnis van de kantonrechter, rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 13 november 2013 (zaak- en rolnummer: 517970 CV 13-939). Bij conclusie van antwoord heeft [Geïntimeerden] geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Eazzis heeft een conclusie van repliek genomen waarop [Geïntimeerden] bij conclusie van dupliek heeft gereageerd.
1.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende. Eazzis is beheerder van het Park Bronsbergen te Zutphen (hierna: het park). [Geïntimeerden] is sinds april 2000 eigenaar van het in dat park gelegen perceel met opstallen gelegen aan de [Adres] (hierna: de woning). Bij akte van 18 april 2000 is vastgelegd dat tussen [Geïntimeerden] en de toenmalige beheerder van het park, Bronsbergen Facilitair Bedrijf B.V. (hierna: BFB), Bronsbergen Holding B.V. en de Vereniging van Eigenaren Recreatiepark De Bronsbergen (hierna: de VvE) een beheerovereenkomst (hierna: beheerovereenkomst I) is gesloten op grond waarvan [Geïntimeerden] een door de exploitant vast te stellen jaarlijkse bijdrage verschuldigd is onafhankelijk van de omstandigheid of [Geïntimeerden] al dan niet gebruik maakt van de door de exploitant te leveren diensten. BFB is op 8 december 2003 in staat van faillissement verklaard. Bij akte van 30 januari 2004 heeft de curator van BFB alle rechten van De Bronsbergen jegens eigenaren van woningen die recht geven op exploitatie/verhuur van het recreatiepark Bronsbergen overgedragen aan [Bedrijf] (hierna: [Bedrijf] ). [Bedrijf] heeft op 30 januari 2004 alle voornoemde rechten overgedragen aan Nederland Vakantie Beheer B.V. (hierna: NVB). NVB heeft in 2011 haar naam gewijzigd in Eazzis. Kern van het voorliggende geschil tussen partijen is op welk moment [Geïntimeerden] een schriftelijke kennisgeving in de zin van artikel 6:159 jo 6:156 BW heeft ontvangen van de contractovername van beheersovereenkomst I door Eazzis. Eazzis heeft gesteld dat NVB bij brief van 23 maart 2004 aan de VvE heeft meegedeeld dat zij alle beheer- en verhuurovereenkomsten zal eerbiedigen, welke brief volgens Eazzis kwalificeert als een mededeling dat de rechtsverhouding is overgedragen als bedoeld in artikel 6:159 BW. [Geïntimeerden] heeft echter betwist dat de VvE destijds een dergelijke brief heeft ontvangen en heeft aangevoerd dat zij als eigenaar persoonlijk hieromtrent had moeten worden aangeschreven, hetgeen niet is gebeurd. Bij vonnis van 13 november 2013 heeft de kantonrechter geoordeeld dat ingevolge artikel 6:159 lid 1 BW de contractovername tot stand komt op het moment dat de overdragende en overnemende partij schriftelijk aan de eigenaar kennis heeft gegeven van die overname. Die schriftelijke mededeling heeft volgens de kantonrechter pas plaatsgevonden bij conclusie van antwoord in oppositie welke conclusie is genomen op 17 juli 2013 (zie rechtsoverweging 5.3. van het vonnis van 13 november 2013). Dit oordeel is bekrachtigd bij arrest van dit hof van 10 oktober 2017.
2.2.
Eazzis betoogt dat zowel het vonnis van 13 november 2013 als het arrest van 10 oktober 2017 dienen te worden herroepen omdat uit de door haar in de periode september tot en met november 2017 ontdekte documenten blijkt dat [Geïntimeerden] al in 2004 schriftelijk van de contractsovername op de hoogte is gebracht. Dit blijkt volgens Eazzis uit:
A) de brief van 16 maart 2004 die door de curator volgens Eazzis aan iedere debiteur van BFB is gezonden (onder welke debiteuren ook [Geïntimeerden] dient te worden gerekend als eigenaar van de woning op het park). In die brief staat:
“Indien u bent of wordt aangeschreven door Hogenboom Vakantieparken B.V. dan bericht ik u dat eerst per 1 februari 2004 Hogenboom Vakantieparken B.V. bevoegd is om betalingen te vorderen met betrekking tot het vakantiepark. tot aan die datum komen dergelijke vorderingen toe aan Bronsbergen Facilitair B.V. en kunt u over die periode derhalve slechts bevrijdend aan mijn curanda betalen”.
B) de aanwezigheid van [Geïntimeerde 1] op de ledenvergadering van de VvE op 13 oktober 2004 (zie de door [Geïntimeerde 1] getekende presentielijst, productie 7 bij dagvaarding van 30 november 2017). Van deze vergadering zijn notulen opgemaakt, welke notulen volgens Eazzis aan alle eigenaren van woningen op het park zijn verspreid. Tijdens die ledenvergadering is gesproken over beheer aangelegenheden zodat volgens Eazzis [Geïntimeerde 1] op de hoogte was van de overgang van de beheersituatie naar NVB. [Geïntimeerde 1] is via de notulen van de vergadering van 13 oktober 2004 hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.
2.3.
Voor herroeping is ingevolge artikel 382 Rv vereist dat het vonnis (of arrest) berust op (a) bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd, (b) op stukken waarvan de valsheid na het vonnis (of arrest) is erkend of bij gewijsde is vastgesteld, of (c) indien de partij na het vonnis (of arrest) stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.
2.4.
Volgens Eazzis is er sprake van bedrog door [Geïntimeerden] doordat zij steeds heeft volgehouden geen kennis te hebben genomen van informatie over de overgang van de beheersactiviteiten van BFB naar Hogenboom en NVB terwijl uit de thans overgelegde brief van de curator (zie hiervoor onder 2.2. sub A) en uit de stukken omtrent de ledenvergadering van 13 oktober 2004 (zie hiervoor onder 2.2. sub B) blijkt dat zij hiervan wel wist.
2.5.
Dit betoog van Eazzis faalt. Uit de brief van de curator van 16 maart 2004 blijkt niet van een schriftelijke kennisgeving omtrent contractsovername in de zin van artikel 6:159 lid 1 BW. Uit die brief (zoals hiervoor onder 2.2. geciteerd) blijkt slechts van de mededeling van de curator dat BFB in staat van faillissement is komen te verkeren en dat Hogenboom Vakantieparken B.V. inningsbevoegd is per 1 februari 2004. Dit is geen mededeling van contractsovername door [Bedrijf] en of NVB.
2.6.
Evenmin voldoet het bijwonen van de vergadering van de VvE op 13 oktober 2004 en het al dan niet ontvangen van de notulen door [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] – wat daar verder ook van zij – aan de eisen van artikel 6:159 lid 1 BW, zodat ook de stukken genoemd onder 2.2. sub B niet tot herroeping van het vonnis of arrest kunnen leiden.
2.7.
Het bewijsaanbod van Eazzis wordt gepasseerd omdat dit niet is toegesneden op een of meer stellingen die tot een ander oordeel kunnen leiden.
2.8.
Het voorgaande betekent dat niet is voldaan aan de eisen die artikel 382 Rv aan herroeping stelt en dat de vordering tot herroeping dient te worden afgewezen. Eazzis zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de herroepingsprocedure, welke kosten aan de zijde van [Geïntimeerden] zullen worden vastgesteld op € 2.148,00 aan salaris advocaat (2 punten x tarief € 1.074,00).

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt Eazzis in de kosten van de herroepingsprocedure en begroot die kosten aan de zijde van [Geïntimeerden] op nihil aan verschotten en op € 1.074,00 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, P.P. Rousseau en R.F. Groos, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2019.