Uitspraak
[appellante],
Reva,
1.1. Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.2. De vaststaande feiten
29 mei 2015 heeft arts-assistent chirurgie [D] daarover onder meer geschreven:
“Reden van opname- Traumamechanisme: 20-05-2015, deceleratie trauma in taxi, patient presenteerde zich op 22-05-2015.diagnose: Fractuur wervel L1, type A3.1”
3.3. De procedure in eerste aanleg
4.4. De bespreking van de grieven
grief 2, waarin [appellante] zich keert tegen de weergave door de kantonrechter van haar stellingen. Daargelaten dat [appellante] niet duidelijk heeft gemaakt, wat de gevolgen van deze weergave zijn voor het oordeel van de kantonrechter, zal het hof in het kader van het appel zal het hof de stellingen van [appellante] in hoger beroep opnieuw beoordelen.
grief 9, waarin [appellante] zich keert tegen het oordeel van de kantonrechter over de zaakwaarneming faalt.
4.5 Reva heeft het verweer gebaseerd op de correspondentie tussen haar en Menzis waarin 22 mei 2015 wordt genoemd als datum van het ongeval waarbij [appellante] letsel heeft opgenomen. [appellante] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de vermelding van deze datum door Menzis een vergissing is, die waarschijnlijk het gevolg is van het feit dat zij zich pas op 22 mei 2015 onder medische behandeling heeft laten stellen. Die verklaring van [appellante] vindt steun in de in rechtsoverweging 2.6 aangehaalde brief van het UMCG, waaruit blijkt dat [appellante] op 22 mei 2015 is opgenomen vanwege een fractuur die zij op
20 mei 2015 heeft opgelopen. In het licht hiervan heeft Reva haar verweer dat [appellante] op
22 mei 2015 een (ander) ongeval heeft gehad en bij dit ongeval letsel heeft opgelopen onvoldoende onderbouwd. Het hof passeert dit verweer dan ook.
- behoudens een geslaagd beroep op artikel 8:1148 of 8:1155 BW - volledig aansprakelijk is voor schade door letsel van [appellante] . Het hof merkt daarbij op dat hoewel [appellante] geen partij is bij de overeenkomst van personenvervoer zij Reva wel rechtstreeks kan aanspreken (vgl. Hoge Raad 11-07-2014, ECLI:NL:HR:2014:1628). Zij zijn verdeeld over de vraag of Reva zich met succes op artikel 8:1148 BW of 8:1155 BW kan beroepen.
door naar de letter van artikel 8:1148 BW aan te tonen dat hij naar de maatstaf van een ‘zorgvuldig vervoerder’ en de omstandigheid die het schadevoorval heeft veroorzaakt, het ongeval niet heeft kunnen vermijden en de schadelijke gevolgen ervan niet heeft kunnen verhinderen. Het dient bij deze beoordeling te gaan om een geobjectiveerd schuldbegrip: beslissend is wat in het algemeen een zorgvuldig vervoerder kan vermijden respectievelijk verhinderen, ongeacht of de betrokken vervoerder hiertoe in staat is. De bewijslast van deze bevrijdende omstandigheden rust op de vervoerder.”
Met
grief 5komt [appellante] op tegen wat de kantonrechter heeft overwogen over de vereisten voor een succesvol beroep op artikel 8:1148 BW.
allein de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies
(het betrof daar ladingschade) te voorkomen. Het hof volgt [appellante] dan ook in het betoog dat de lat voor een geslaagd beroep op overmacht hoog ligt. Uit het vonnis volgt niet dat de kantonrechter dat anders heeft gezien. De grief faalt dan ook.
Het hof volgt Reva eveneens in haar betoog dat niet van Reva kon worden gevergd begeleiders te laten meerijden met de bus. Reva heeft, niet gemotiveerd weersproken door [appellante] , aangevoerd dat [appellante] en de andere passagiers weliswaar arbeidsgehandicapt waren, maar dat dit niet betekent dat zij niet zonder begeleiding konden reizen.
“
Tijdens de rit (om precies te zijn nadat we van Peizerweg ingevoegd hebben op Laan 1940-1945) is het passje van mevrouw die achter mij gezeten heeft de vloer gevallen. Mevrouw [appellante] , zonder wat dan ok te zeggen of vragen stond op en liep richting mevrouw [E] om het passje op te rappen. Door die onnodige en onverantwoordelijke actie van mevrouw [appellante] werd ik voor eventjes van de weg afgeleid en bij de stoplichten (Laan 1940-1945 en Leonard Springerlaan) kwam ik in de situatie terecht dat ik hard moest remmen en toen viel mevrouw [appellante] met haar schouder tegen dashboard.”
Voor zover Reva stelt dat de chauffeur niet heeft gezien dat [appellante] (op)stond, heeft zij deze stelling in het licht van de door haarzelf in het geding gebrachte verklaring van de chauffeur onvoldoende onderbouwd. Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven of de chauffeur had behoren te zien dat [appellante] (op)stond; hij heeft het immers gezien.
Reva heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat de chauffeur vanaf het moment dat hij zag dat [appellante] opstond alle in de gegeven omstandigheden van hem te vergen maatregelen heeft voorkomen om de val van [appellante] te voorkomen.
5.5. De beslissing
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum2 juli 2019, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;