ECLI:NL:GHARL:2019:4847

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
21-000418-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1972, werd beschuldigd van het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De rechtbank had eerder een taakstraf van 162 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte betrokken was bij de teelt van 584 hennepplanten in een woning die hij bezat. Ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte de woning had verhuurd en niet betrokken was bij de hennepteelt, oordeelde het hof dat er voldoende bewijs was voor zijn actieve betrokkenheid. Het hof constateerde ook dat de verdachte illegaal elektriciteit had afgetapt om de hennepkwekerij van stroom te voorzien. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn geen gevolgen had voor de strafmaat.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000418-18
Uitspraak d.d.: 5 juni 2019
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 19 januari 2018 met parketnummer 16-705470-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot bewezenverklaring van hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 primair is ten laste gelegd en veroordeling tot een werkstraf van 162 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Midden-Nederland heeft de verdachte bij voornoemd vonnis ter zake van – kort gezegd – het medeplegen van hennepteelt en het plegen van diefstal van elektriciteit veroordeeld tot een taakstraf van 162 uren, subsidiair 81 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1 primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 25 februari 2015 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1] te [plaats] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 584 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Feit 1 subsidiair:
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 25 februari 2015 te [plaats] met elkaar, althans één van hen, in de uitvoering van zijn/hun beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 1] te [plaats] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 584 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 25 februari 2015 te [plaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte] en/of aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
Feit 2 primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 25 februari 2015 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [energiebedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Feit 2 subsidiair:
[medeverdachte] en/of een of meer andere onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 25 februari 2015 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [adres 1] te [plaats] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [energiebedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of een of meer andere onbekend gebleven personen en/of aan verdachte, waarbij die [medeverdachte] en/of die andere onbekend gebleven personen zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 10 juni 2013 tot en met 25 februari 2015 te [plaats] , opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die [medeverdachte] en/of die andere onbekend gebleven personen voornoemd pand aan de [adres 1] open te stellen en hem/hen in de gelegenheid te stellen - de verzegeling van de hoofdaansluitkast te verbreken en/of te verwijderen en/of - de deksel van de hoofdaansluitkast te verwijderen en/of - een illegale aansluiting aan te brengen, zodat de elektriciteit/stroom niet werd bemeten.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Feit 1: medeplegen van hennepteelt
Door de verdediging is integrale vrijspraak bepleit. Ter zitting in hoger beroep is hiertoe aangevoerd dat de verdachte weliswaar eigenaar is van de woning waarin op 25 februari 2015 een hennepkwekerij is aangetroffen, maar dat hij bij de hennepteelt noch bij de diefstal van elektriciteit ten behoeve van die hennepkwekerij betrokken was. Volgens de verdediging bevat het dossier aanwijzingen dat de hennepkwekerij door anderen dan verdachte is geëxploiteerd. Zo heeft verdachte verklaard dat hij de woning per 1 januari 2015 heeft verhuurd aan ene [huurder] . Bovendien werd in de woning door de politie niet verdachte aangetroffen maar [medeverdachte] en werd bij de politie melding gemaakt dat een auto, die op naam bleek te staan van [naam] , regelmatig bij de woning stopte om dozen in en uit te laden.
Het hof overweegt als volgt. [1]
Het hof stelt de volgende feiten vast. De politie is – naar aanleiding van een melding vanuit buurtpreventie en een onderzoek aan de woning via een warmtebeeldcamera – op 25 februari 2015 de woning aan de [adres 1] te [plaats] binnengetreden op verdenking van aanwezigheid van een in werking zijnde hennepkwekerij. [2] Verbalisanten hebben in totaal 584 hennepplanten aangetroffen: 208 in de slaapkamer en 376 in de woonkamer en keuken. [3] Uit het door de politie opgemaakte ontnemingsrapport blijkt dat er aanwijzingen bestaan voor een kweekperiode van 1 september 2013 tot en met 25 februari 2015. [4] Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende de gehele ten laste gelegde periode de eigenaar was van de woning. [5] Ten tijde van het binnentreden door de politie was ene [medeverdachte] in de woning aanwezig. [6] [medeverdachte] heeft verklaard dat hij betrokken was bij de hennepkwekerij in de woning aan de [adres 1] . [7]
Anders dan door de verdediging bepleit, gaat het hof uit van actieve betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij die op 25 februari 2015 in de woning aan de [adres 1] te [plaats] is aangetroffen. Hiertoe overweegt het hof het volgende.
Verdachte was gedurende de volledige kweekperiode eigenaar van de woning en uit zijn eigen verklaring [8] en die van de bewoner van [adres 2] , [getuige] [9] , blijkt dat verdachte in die periode met enige regelmaat langskwam in de woning.
Bovendien heeft [getuige] verklaard dat hij verdachte op zijn verzoek tussen 12 en 15 juni 2013 toegang heeft verschaft tot zijn kruipruimte. [10] Verdachte heeft bevestigd dat hij toen in de woning van de [adres 2] onder de vloer is geweest. [11] Uit het dossier blijkt dat in de kruipruimte onder de [adres 2] een extra rioolaansluiting was geïnstalleerd, welke was aangesloten op de meterkast van de woning van verdachte, [adres 1] . De opticlimates in de hennepkwekerij waren vanuit de meterkast in verdachtes woning aangesloten op deze extra rioolaansluiting. [12]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij gebeld was door een kennis om herrie te verhelpen in de woning en dat hij een dag eerder de sleutel had gekregen. [13] Het hof acht dit opmerkelijk, nu [getuige] enkele dagen daarvoor, op 19 februari 2015, aan de verdachte had gemeld dat hij last had van een zoemend geluid afkomstig uit de woning van verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat niet hij, maar een huurder de hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. Ter onderbouwing van zijn verklaring heeft verdachte een huurovereenkomst overgelegd. [14] Deze huurovereenkomst ziet op de periode vanaf 1 januari 2015 en bevat de naam van de huurder, maar geen verdere contactgegevens. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het in de huurovereenkomst weergegeven telefoonnummer, zijn eigen telefoonnummer is. Aan de huurovereenkomst is een kopie van het identiteitsbewijs gevoegd. Uit het dossier blijkt dat de politie onderzoek heeft gedaan naar deze huurder, maar de identiteit van de huurder niet heeft kunnen vaststellen, omdat hij niet voorkwam in de systemen. [15]
Het hof stelt voorop dat van een verdachte kan en mag worden verwacht dat hij een onderbouwde, geconcretiseerde en verifieerbare verklaring aflegt voor de aanwezigheid van een hennepkwekerij in een woning waarvan hij de eigenaar is. [16] Naar het oordeel van het hof voldoet de verklaring van verdachte niet aan dit criterium, nu de door verdachte overgelegde huurovereenkomst weliswaar een naam van de huurder bevat, maar geen contactgegevens. Ter ondersteuning van de stelling dat hij de woning verhuurde, heeft verdachte, ook ter terechtzitting in hoger beroep, geen nadere gegevens van de betreffende huurder verstrekken. De huurovereenkomst zag bovendien maar op een zeer beperkt deel van de ten laste gelegde periode, te weten de periode vanaf 1 januari 2015. Derhalve verwerpt het hof het door de verdediging gevoerde verweer.
Het hof stelt vast dat verdachte eigenaar was van de woning waar de hennepkwekerij is aangetroffen en dat hij sinds 2008 in het buitenland verbleef. [17] Voor het in stand houden van de hennepkwekerij was verdachte derhalve aangewezen op een ander. [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij heeft geholpen bij de hennepkwekerij. [18] Daarnaast heeft [getuige] verklaard dat verdachte samen met een andere man in de kruipruimte onder zijn huis is geweest, alwaar door de politie een extra rioolaansluiting is aangetroffen die in verbinding stond met de opticlimates in de kweekruimtes. [19] Het hof leidt uit het voorgaande af dat verdachte bij de teelt van de hennep nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt.
Gezien het voorgaande acht het hof het medeplegen van de onder 1 primair ten laste gelegde hennepteelt in de woning op de [adres 1] te [plaats] wettig en overtuigend bewezen. Voorts verklaart het hof bewezen dat het – gelet op het bepaalde in artikel 1 Opiumwetbesluit – een groot aantal hennepplanten betreft.
Feit 2: diefstal van elektriciteit
Op 25 februari 2015 heeft een fraudespecialist van [energiebedrijf] tijdens een onderzoek aan de [adres 1] te [plaats] geconstateerd dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en dat aan de onderzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Deze illegale elektriciteitsaansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepkwekerij en voorzag deze van stroom. [20]
Ter terechtzitting is door de verdediging bepleit dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit. Hiertoe heeft de verdediging hetzelfde aangevoerd als ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit, namelijk dat verdachte de woning had verhuurd en dat hij niet op de hoogte was van het feit dat zich een hennepkwekerij in de woning bevond.
Het hof is van oordeel dat de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal van elektriciteit onlosmakelijk verbonden is met de hennepteelt in de woning. Uit het voorgaande ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde volgt dat het hof bewezen acht dat verdachte teler was van de hennep in de aangetroffen kwekerij. Het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende verifieerbare en controleerbare aanknopingspunten bevat voor het scenario dat de aanpassingen in de meterkast door een ander of anderen dan verdachte zijn gemaakt. Verdachte is de eigenaar van de woning en uit de aangifte blijkt dat het energiecontract al sinds 2008 op de naam van verdachte staat. Bovendien blijkt uit hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 1 is overwogen dat verdachte vanuit de kruipruimte van de naastgelegen woning aanpassingen heeft gemaakt aan de rioolaansluiting en in de meterkast.
Hoewel het onder deze omstandigheden wel van hem mocht worden verwacht, laat verdachte na een concrete, verifieerbare en aannemelijke verklaring af te leggen. Al het voorgaande brengt het hof tot het oordeel dat het verdachte was die opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de illegale elektriciteitsaansluiting en daartoe de installatie in de meterkast heeft gesaboteerd. Derhalve verwerpt het hof het verweer van de verdediging.
Gezien het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal van elektriciteit heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1 primair:
hij in de periode van 1 september 2013 tot en met 25 februari 2015 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 1] te [plaats] een hoeveelheid van 584 hennepplanten, een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 2 primair:
hij in de periode van 1 september 2013 tot en met 25 februari 2015 te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [energiebedrijf] , waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Strafoplegging

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep. Daarmee heeft hij een stof geproduceerd die – eenmaal in het verkeer gebracht – schadelijk kan zijn voor de gebruikers daarvan. Het gebruik van hennepproducten brengt risico’s mee voor de volksgezondheid en veroorzaakt mede daardoor schade van verschillende aard in de samenleving. Door zijn handelen heeft verdachte hieraan bijgedragen. Bovendien heeft verdachte door op illegale wijze stroom af te nemen financiële schade toegebracht aan de leverancier van de elektriciteit. De verdachte heeft kennelijk uit financieel gewin hennep geteeld. Tevens levert het ‘knoeien’ met de stroomaansluiting gevaar voor kortsluiting en brand op.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 23 april 2019 blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet. Het hof weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij wel eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van andersoortige delicten.
De landelijk geldende oriëntatiepunten van het LOVS geven voor het kweken van 500 tot 1000 hennepplanten – verdachte heeft 584 hennepplanten gekweekt – als oriëntatiepunt een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de diefstal van elektriciteit.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte aangevoerd dat verdachte na de veroordeling in eerste aanleg aan alcohol verslaafd is geraakt en dat hij in een kliniek heeft gezeten om af te kicken, dat verdachte financieel en psychisch aan de grond zit en dat hij leeft van een uitkering. Het gerechtshof heeft bij het bepalen van de strafmaat gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, maar ziet hierin geen aanleiding de straf te matigen.
Het hof stelt vast dat in onderhavige strafzaak de redelijke termijn van berechting in eerste aanleg is overschreden. Het hof is evenwel van oordeel dat sprake is van een beperkte overschrijding die in voldoende mate wordt gecompenseerd door de voortvarende behandeling van de zaak in hoger beroep. De procedures in eerste aanleg en hoger beroep tezamen hebben de redelijke termijn met drie maanden overschreden, maar deze overschrijding is voor ruim twee maanden aan de verdediging te wijten, vanwege een verzochte aanhouding ondanks overleg over de geplande zittingsdatum. Het hof constateert de termijnoverschrijding voor het overige, maar verbindt hieraan geen consequenties.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij gedurende een langere periode – namelijk meer dan 77 weken – samen een ander een groot aantal hennepplanten heeft geteeld. Gedurende die tijd heeft verdachte bovendien illegaal stroom afgetapt, wat naast een inbreuk op het eigendomsrecht van een ander ook een risico voor brand en daarmee een gevaar voor de omgeving opleverde. Het is hierin gelegen dat de straf die het hof aan de verdachte oplegt, uitstijgt boven het hiervoor aangehaalde oriëntatiepunt, de door de rechtbank opgelegde straf en hetgeen de advocaat-generaal in lijn hiermee heeft gevorderd.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. L.J. Hofstra en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van C. Witteveen, griffier,
en op 5 juni 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer [nummer] .
2.Processen-verbaal van bevindingen door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 12-15 en proces-verbaal binnentreden woning door verbalisant [verbalisant 3] , p. 23.
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij door verbalisant [verbalisant 4] , p. 25-31.
4.Rapport berekening ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 214 e.v.
5.Verklaring verdachte op de terechtzitting in hoger beroep op 22 mei 2019.
6.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij door verbalisant [verbalisant 4] , p. 25-31.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 4] , p. 120.
8.Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 22 mei 2019.
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , p. 19.
10.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , p 18.
11.Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 22 mei 2019.
12.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 182.
13.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte] , p. 120, proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 3] , p. 178 en proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 185.
14.p. 269-273.
15.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 197.
16.Vgl. Hoge Raad, 2 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2573.
17.Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 22 mei 2019.
18.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte] , p. 120-121.
19.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 182.
20.Aangifte [energiebedrijf] , p. 85 e.v.