In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsbevoegdheid van de Nederlandse rechter in een geschil tussen [appellant], een in Duitsland woonachtige consument, en Maatschap Lassche Advocaten, gevestigd in Enschede. De zaak betreft een vordering van Lassche tegen [appellant] voor onbetaalde facturen van juridische diensten. Het hof heeft vastgesteld dat Lassche haar commerciële activiteiten richt op Duitsland, onder andere door het aanbieden van diensten via een Duitstalige website en het gebruik van een Duitse topleveldomeinnaam. Hierdoor is de Nederlandse rechter onbevoegd om kennis te nemen van de vordering, aangezien de Brussel I bis-verordening bepaalt dat rechtsvorderingen tegen consumenten alleen kunnen worden ingediend bij de rechter in de lidstaat waar de consument woonachtig is. Het hof heeft de eerdere vonnissen van de rechtbank Overijssel vernietigd en zich onbevoegd verklaard. Tevens is Lassche veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.