Uitspraak
GERECHTSHOF [woonplaats]-LEEUWARDEN
1.[appellant],
2. [appellant],
3. [appellant],
4. [appellant],
5. [appellant],
6. [appellant],
7. [appellant],
8. [appellant],
9. [appellant],
TenneT TSO B.V.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling van de grieven en de vorderingen
Met ingang van deze datum zul je in de volcontinudienst worden opgenomen, je ontvangt hiervoor een continutoeslag van 27,9%”;
toeslag volcontinudienst 27,9%”.
Hierbij bevestigen dat je met ingang van 1 november 2008 de continutoeslag 27,9% zal ontvangen. Bij het definitief vaststellen van het rooster in het bedrijfsvoeringscentrum te Ede zal herberekening van het aantal roosterpunten worden gedaan.”. Omdat deze brief ten onrechte uitgaat van plaatsing in Ede, is [appellant] later een arbeidsovereenkomst toegezonden waarin over de toeslag niets is opgenomen.
Verandering van rooster” bepaald dat de werkgever een werknemer in een ander rooster mag plaatsen. Daarover is in artikel 3.3 onder de kop “Overplaatsing naar een ander rooster” nader bepaald: “
Als je in ploegendienst werkt, kan je werkgever je in het bedrijfsbelang tijdelijk of permanent naar een ander rooster overplaatsen” en voorts dat bij definitieve overgang naar een rooster met een lagere ploegendiensttoeslag een afbouwregeling geldt. Deze bepalingen in de CAO kwalificeren naar het oordeel van het hof als een eenzijdig wijzigingsbeding als bedoeld in artikel 7:613 BW. Uit het arrest HR 18 maart 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BO9570) volgt dat voor gebondenheid van een werknemer aan een dergelijk wijzigingsbeding niet is vereist dat deze in individuele arbeidsovereenkomsten is vastgelegd, maar dat vastlegging in een collectieve regeling (zoals een CAO) volstaat. Bovendien blijkt uit dat arrest, met verwijzing naar het door partijen genoemde arrest Stoof/Mammoet (HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:BD1847), dat moet worden aangenomen dat artikel 7:613 BW vooral ziet op gevallen waarin de werkgever zich de bevoegdheid heeft voorbehouden wijziging in de arbeidsvoorwaarden aan te brengen niet slechts ten opzichte van een individuele werknemer maar ten opzichte van verscheidene werknemers. In dit geval gaat het om een wijziging van het rooster door de werkgever met als gevolg wijziging van de hoogte van de ploegentoeslag van een grote groep werknemers. Ook vanwege het collectieve karakter van de maatregel ligt daarom de toetsingsmaatstaf van artikel 7:613 BW in de rede, waarbij mede acht moet worden geslagen op wat de CAO ten aanzien van het wijzigingsbeding inhoudt. Dit betekent dat het hof, anders dan de kantonrechter, de als gevolg van de roosterwijziging gewijzigde ploegentoeslag niet zal toetsen aan de op artikel 7:611 BW gebaseerde criteria uit het arrest Stoof/Mammoet. Die criteria zien op het bereiken van overeenstemming over wijziging van arbeidsvoorwaarden en niet op eenzijdige wijziging daarvan door de werkgever zoals in deze zaak aan de orde. Grief 2, waarin [appellanten] dat bepleit, slaagt in zoverre.
Iedere situatie die de veiligheid of de continuïteit van het bedrijfsproces betreft en situaties waarbij belangen van commerciële, economische of (technisch) operationele aard van de onderneming van werkgever in het geding zijn. Als ‘bedrijfsbelang' betrekking heeft op belangen van commerciële, economische of (technisch) operationele aard, zal rekening worden gehouden met de in het geding zijnde belangen van de werknemer.”