Uitspraak
Finesse,
AVG,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
22 augustus 2017 de vordering van AVG echter opgevat als een vordering uit hoofde van geldlening en hiervan werd aan AVG bewijs opgedragen. Door de kantonrechter werd aan AVG opgedragen te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat ter zake van die geldlening per 31 december 2012 nog een bedrag openstond van € 16.220,-. In dat bewijs heeft de kantonrechter AVG geslaagd geacht.
4 en 5behoeven dan ook geen behandeling.
De grieven 6 en 7die betrekking hebben op de toewijzing van de vordering en de proceskosten slagen eveneens. Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof AVG in de kosten van beide instanties veroordelen. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Finesse zullen worden vastgesteld op nihil aan verschotten en op € 900,- aan salaris gemachtigde oud (3 punten, € 300,-) en in hoger beroep op € 2.059,- aan verschotten en op € 1.074,- aan salaris advocaat conform het liquidatietarief. Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
6.De beslissing
4 juni 2019.