Uitspraak
[appellant],
Univé,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het verloop van het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
grief IVbetwiste) printlijsten heeft de telefoon van [appellant] [in] 2015 geen contact met het netwerk tussen 21.36 uur en 22.46 uur. Verder blijkt dat deze telefoon om 22.46 uur contact heeft gemaakt met communicatiemasten in Haren (Felland) en Glimmen (Brempad).
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering in hoger beroep
[C] en het ontstaan van de brand volstrekt onvoldoende tijd hebben gehad om de deuren te forceren, de brandhaarden te construeren en daartoe alle materialen uit het pand te verzamelen, vervolgens de brand te stichten en daarna het pand, onder afsluiten van de deuren, te verlaten.
grief I). Volgens [appellant] blijkt uit het door hen opgemaakte proces-verbaal namelijk niet dat zij de achterzijde van het pand hebben bekeken. [appellant] wijst er verder op dat uit de verklaring van de officier van dienst bij de brandweer, de heer [P] , die volgens hem als productie 8c achter de conclusie van antwoord is gevoegd (waarover hieronder meer), blijkt dat deze pas bij het pand aan de [a-straat] is gearriveerd toen de brand al was opgeschaald naar een middelbrand, nu zijn collega's moeite moesten doen om de brand onder controle te krijgen. Op het moment dat hij om het pand heenliep, waren er reeds drie teams van twee mensen binnen aan het blussen en greep het vuur in alle hevigheid om zich heen. Met name aan de achterzijde waar de brand begonnen is. De heer [P] en zijn collega’s hebben zich blijkens hun verklaring met name op de deuren van het pand geconcentreerd. Uit die verklaring blijkt volgens [appellant] niet dat de achterzijde, waar zich enkel ramen bevinden, is gecontroleerd.
grief II). Volgens [appellant] kan de fietser namelijk hulp hebben gekregen van meerdere personen die het pand aan de achterzijde hebben betreden (
grief V). Er zat daar een gat in het hek en er ontbrak daar cameratoezicht, aldus [appellant] . Volgens [appellant] staat dus helemaal niet vast dat de constructies aanwezig waren toen de fietser (met mogelijk een aantal andere personen) het pand is binnengegaan (memorie van grieven 24).
grief III).
ongenummerde grief) dat voor de constructies alleen materialen uit het pand zijn gebruikt. Het hof merkt op dat deze stelling weliswaar pas na de memorie van grieven is ingenomen en daarmee in beginsel te laat (in strijd met de zogeheten tweeconclusieregel) maar dat Univé in haar antwoordakte zonder bezwaar op deze stelling inhoudelijk is ingegaan. Aldus doet zich één van de uitzondering voor op genoemde regel en zal het hof de bewuste stelling in zijn beoordeling betrekken.
grief V) dat aan de achterzijde van het pand een bedrijf is gevestigd waar zijn vader werkzaam is en dat sinds langere tijd een conflict bestaat tussen zijn vader aan de ene kant en [appellant] , zijn broer en zijn moeder aan de andere kant, waarbij van de zijde van vader bedreigingen zijn geuit. De politie is daarvan op de hoogte, aldus [appellant] .
grief VI): het bedrijf draaide geen verlies en er waren geen schulden. Hij wijst erop dat bij de brand ook spullen met emotionele waarde verloren zijn gegaan.
Verder zag ik [lees [E] , hof] dat alle ramen van het pand heel waren en dat er geen verbrekingen zijn aangetroffen". Het woord "
alle" is ongeclausuleerd en omvat dus ook de ramen aan de achterzijde van het pand. Weliswaar staat in de tekst voorafgaand aan de geciteerde zinsnede dat verbalisanten geen verbrekingen zagen aan de voorkant en dat zij daarna bij de linker en rechterzijkant van het pand zijn geweest en dat [E] naar de rechterzijkant van het pand is gelopen, maar daarmee is niet gezegd dat zij niet ook de achterzijde van het pand hebben bekeken.