Uitspraak
De beslissing van de kantonrechter
Het procesverloop
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [B] .
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 18 oktober 2018 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk had verklaard. De betrokkene had hoger beroep ingesteld omdat hij van mening was dat de sanctie onterecht was opgelegd. De kantonrechter had geoordeeld dat de betrokkene geen, althans onvoldoende, zekerheid had gesteld voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten, zoals vereist door artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).
Het hof heeft vastgesteld dat de zekerheidsbrieven die aan de betrokkene waren verzonden, niet voldeden aan de daaraan te stellen eisen. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat dit niet leidt tot vernietiging van de beslissing van de kantonrechter. De betrokkene had ter zitting verklaard dat hij de zekerheid niet tijdig had betaald omdat hij de zekerheidsbrieven door privéomstandigheden te laat had gezien. Het hof concludeert dat de betrokkene niet in zijn belangen is geschaad door de onjuiste mededelingen in de zekerheidsbrieven.
Gelet op deze omstandigheden en het feit dat niet is gebleken dat het niet tijdig stellen van zekerheid verschoonbaar was, bevestigt het hof de beslissing van de kantonrechter. Hierdoor kunnen de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie niet worden beoordeeld. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigd, wat betekent dat de betrokkene niet in zijn beroep wordt ontvangen.