In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kind. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland verzocht om een omgangsregeling, terwijl de moeder, verweerster in hoger beroep, had verzocht om wijziging van het gezag. De rechtbank had in haar beschikking van 9 oktober 2018 bepaald dat de moeder met uitsluiting van de vader het gezag over het kind uitoefent. De vader ging hiertegen in beroep.
Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in acht genomen, waaronder de eerdere beschikking van de rechtbank en de mondelinge behandeling op 29 april 2019. Het huwelijk van partijen was ontbonden en er was een minderjarige geboren in 2008. De vader stelde dat er geen onaanvaardbaar risico was dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders, terwijl de moeder betoogde dat de vader zijn gezag niet invulde en dat wijziging van het gezag in het belang van het kind noodzakelijk was.
Het hof oordeelde dat er geen gronden waren om de moeder alleen met het gezag te belasten en dat het in het belang van het kind was dat beide ouders gezamenlijk met het gezag belast bleven. Tevens verzocht het hof de raad voor de kinderbescherming om een verkennend onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van een zorgregeling, waarbij de vraag centraal stond of een raadsonderzoek niet te belastend zou zijn voor het kind. Het hof stelde dat de behandeling van de zaak zou worden voortgezet na ontvangst van het rapport van de raad.