Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Jeugdbescherming Overijssel,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], die uit de relatie van de moeder en de vader zijn geboren. De moeder, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis, heeft in het verleden psychoses ervaren, wat heeft geleid tot onveilige situaties voor de kinderen. De vader heeft onvoldoende bescherming kunnen bieden tegen het gedrag van de moeder, wat resulteerde in de beslissing om de kinderen uit huis te plaatsen.
De moeder heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Overijssel van 9 juli 2018 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verleend. Zij verzocht om de kinderen bij de vader te plaatsen, maar het hof oordeelde dat de vader niet in staat is om een veilige opvoedingssituatie te bieden. Het hof heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor hun verzorging en opvoeding. De vader heeft weliswaar verklaard dat hij de kinderen weer bij zich wil hebben, maar het hof heeft vastgesteld dat hij onvoldoende inzicht heeft in de impact van de problematiek van de moeder op de kinderen.
Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en bepaald dat de kosten van het hoger beroep door iedere partij zelf gedragen worden. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.