ECLI:NL:GHARL:2019:4437
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheidsincident in hoger beroep met betrekking tot bewindvoering en schadevergoeding
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland. Het vonnis, gewezen op 12 september 2018, verklaarde dat [appellant] onrechtmatig had gehandeld ten opzichte van [geïntimeerde] door haar privacy en goede naam aan te tasten, en veroordeelde hem tot betaling van € 1.500,- aan [geïntimeerde] wegens immateriële schade. De rechtbank had eerder, op 26 februari 2018, de goederen van [appellant] onder bewind gesteld vanwege verkwisting en problematische schulden, met benoeming van een bewindvoerder.
In het hoger beroep vorderde [appellant] vernietiging van het vonnis en afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde]. [geïntimeerde] voerde aan dat [appellant] niet-ontvankelijk verklaard moest worden in het hoger beroep, omdat de bewindvoerder als formele procespartij moest optreden. Het hof overwoog dat op grond van het Burgerlijk Wetboek de bewindvoerder het beheer over de onder bewind staande goederen heeft en dat hij de rechthebbende vertegenwoordigt in en buiten rechte. Dit betekent dat de bewindvoerder in een geding over onder bewind gestelde goederen als formele procespartij moet optreden.
Het hof stelde [appellant] in de gelegenheid om de bewindvoerder op te roepen om in het geding te verschijnen en zijn standpunt kenbaar te maken. Indien de bewindvoerder niet verschijnt, zal [appellant] niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering in hoger beroep. De zaak is verwezen naar de roldatum van 18 juni 2019, waarbij het hof verdere beslissingen aanhield.