Uitspraak
[appellant],
1.de vennootschap naar buitenlands rechtReaden Holding Corporation LTD,
Readen Holding,
2. [geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde2],
3. [geïntimeerde3] ,
[geïntimeerde3],
Readen c.s.,
1.Het verder verloop van het geding in hoger beroep
2.Bevoegdheid en het toepasselijke recht
3.De vaststaande feiten
24 augustus 2017, nu die feiten tussen partijen niet in geschil zijn. Aangevuld met wat in dit hoger beroep verder als onweersproken vaststaat, gaat het om de volgende feiten.
24 juni 2019.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering van [appellant]
24 augustus 2017 bekrachtigd moet worden. Volgens Readen c.s. heeft de voorzieningenrechter een juiste maatstaf toegepast, en terecht geoordeeld dat aan die maatstaf voldaan is. Er is sprake van een nieuw feit, en door de executie ontstaat een restitutierisico.
NJ 1984/145 (Ritzen/Hoekstra).
niethet eigendom van de goederen had. Door Readen c.s. is bij de
In die situatie kan niet worden gezegd dat de door [appellant] betwiste stelling van Raeden c.s. dat [appellant] geen eigenaar was van de door hem verkochte goederen, berust op een nieuw gebleken feit dat voor het eerst aan het licht is gekomen na het wijzen van het vonnis van de bodemrechter op 31 mei 2017.
6.Slotsom
24 augustus 2017 vernietigd moet worden. Readen c.s. zullen als de in het ongelijk te stellen partijen worden veroordeeld in de kosten in eerste aanleg en hoger beroep. Het hof stelt de proceskosten in eerste aanleg vast op € 816,- aan salaris advocaat. De proceskosten in hoger beroep worden vastgesteld op € 313,- aan verschotten (griffierechten) en € 9.356,- aan salaris advocaat (2 punten conform tarief II.
door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
21 mei 2019.