Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een schadeclaim van een appellant tegen een zorgverlener, geïntimeerde, die verpleegkundige zorg verleende aan de minderjarige zoon van de appellant. De appellant vorderde een schadevergoeding van € 6.846,89, omdat hij stelde dat de zorgverlener een onterechte melding van kindermishandeling had gedaan bij Veilig Thuis, wat leidde tot vermogensschade. De zorgverlener, die als zelfstandige ondernemer werkte, had in oktober 2015 een melding gedaan over zorgen omtrent de zorg van de ouders voor hun kind, wat leidde tot een onderzoek door Veilig Thuis. Het hof verwees naar eerdere rechtsoverwegingen van de kantonrechter en oordeelde dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn schadevordering. Het hof concludeerde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de appellant zijn stelplicht niet had nageleefd en dat de vordering om die reden moest worden afgewezen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de appellant in de kosten van het hoger beroep.