ECLI:NL:GHARL:2019:4363
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verrekening van vorderingen tussen een aannemer en een provincie in het kader van civiele rechtszaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen J.P. Schilder B.V. en de Provincie Overijssel. De zaak betreft een vordering van Schilder tegen de Provincie, die voortvloeit uit een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. In eerste aanleg had de rechtbank geoordeeld dat de Provincie een deel van de kosten voor baggerwerkzaamheden moest vergoeden aan Schilder, maar ook dat Schilder een korting moest betalen wegens te late oplevering van het werk. De Provincie had na het vonnis van 4 mei 2016 verklaard dat zij haar schuld aan Schilder zou verrekenen met haar vordering uit de reconventie. Schilder was het hier niet mee eens en heeft in hoger beroep vernietiging van het vonnis van de rechtbank gevraagd.
Het hof heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de Provincie bevoegd was tot verrekening van de vorderingen. Het hof heeft vastgesteld dat de Provincie zowel bevoegd was om haar schuld te betalen als om betaling van haar vordering af te dwingen. Het beroep van Schilder op het gezag van gewijsde werd verworpen, omdat het hof oordeelde dat er geen strijd was met artikel 6 EVRM en dat de rechters onpartijdig waren. Het hof heeft ook geoordeeld dat de Provincie niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelde door zich op verrekening te beroepen. De grieven van Schilder zijn afgewezen en het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij Schilder in de kosten van het hoger beroep is veroordeeld.