Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Harel Travel B.V.,
1.[geïntimeerde] ,
VST Holland B.V.,
1.Het geding in eerste aanleg
4 januari 2017 en 12 april 2017 die de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Amersfoort, heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
2.1 tot en met 2.6 van het vonnis van 12 april 2017.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
‘om niet’ en daarmee van een onverplichte rechtshandeling, zo begrijpt het hof het betoog van de curator.
‘Terugbetaling lening’. Eveneens staat vast dat [geïntimeerde] eenzelfde bedrag enkele dagen later, op 27 februari 2016, heeft overgemaakt naar VST onder vermelding van de omschrijving
“Lening Harel”. De curator heeft niet betwist dat, zoals [geïntimeerden] heeft gesteld, tussen Harel en [geïntimeerde] geen rechtsverhouding bestond die aanleiding gaf tot een betaling van € 20.000,00. Dit alles, in onderlinge samenhang, maakt voldoende duidelijk dat zowel Harel als [geïntimeerde] er vanuit ging dat de betaling door Harel aan [geïntimeerde] een aflossing was van de lening van VST. De betaling betreft dan ook een rechtshandeling ‘anders dan om niet’, zodat grief 1 faalt. Volledigheidshalve merkt het hof nog op dat het in dit kader niet van belang acht of Harel vaker betalingen die voor VST bedoeld waren, op de privérekening van [geïntimeerde] heeft gedaan.
‘Geldlener zal de lening aflossen als er voldoende liquide middelen aanwezig zijn in het bedrijf’.Omdat er nooit sprake is geweest van ‘voldoende liquide middelen’ bij Harel, is de lening niet opeisbaar geworden en vormt de betaling op 23 februari 2016 een onverplichte rechtshandeling in de zin van artikel 42 Fw, aldus de curator. [geïntimeerden] heeft hiertegen aangevoerd dat, anders dan in de tekst van de leningsovereenkomst staat, Harel en VST zijn overeengekomen dat de lening
‘zo snel mogelijk’zou worden terugbetaald. Hij verwijst daarvoor naar de twee door zowel VST als Harel ondertekende aanmaningen van 27 december 2013 en 29 december 2014 waarin staat:
‘Dit zou zo snel mogelijk terugbetaald worden echter blijft de betaling uit’en het gebrek aan protest tegen de inhoud van die aanmaningen. De curator heeft dit op zijn beurt betwist en stelt dat Harel de aanmaningen slechts ‘voor ontvangst’ heeft ondertekend en niet, zoals [geïntimeerden] stelt, ‘voor akkoord’.
‘Persoonlijk overhandigd op…’met een handgeschreven datum erachter, blijkt ook uit de ondertekening van de aanmaningen niet zonder meer dat Harel deze inhoudelijk ‘voor akkoord’ heeft ondertekend en niet (enkel) ‘voor ontvangst’. Gelet op zijn uitdrukkelijke bewijsaanbod daartoe, zal [geïntimeerden] in de gelegenheid worden gesteld om dit tegenbewijs te leveren.
5.De beslissing
uitsluitendbewijs en/of tegenbewijs door bewijsstukken wensen te leveren, zij die stukken op de roldatum van
11 juni 2019in het geding dienen te brengen;
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zullen opgeven op de roldatum van
28 mei 2019, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;