ECLI:NL:GHARL:2019:4152

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
14 mei 2019
Zaaknummer
200.243.177/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concurrentiegeschil tussen vader en zoon over ontluchters en kleppen voor schepen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, draait het om een concurrentiegeschil tussen een vader en zijn zoon, beiden werkzaam in de scheepvaartindustrie. De vader, [appellant], heeft ontluchters ontwikkeld, terwijl de zoon, [B], kleppen voor schepen fabriceert. De kern van het geschil ligt in de vraag of de vader met de verkoop van zijn kleppen de afspraken heeft geschonden die hij met zijn zoon had gemaakt over concurrentie. Deze afspraken waren vastgelegd in een addendum dat hen verbiedt om elkaar te beconcurreren in hun respectieve activiteiten. Het hof heeft vastgesteld dat de vader zich niet aan deze afspraken heeft gehouden door een product te ontwikkelen dat concurreert met de ontluchters van de zoon. De vader had eerder een type approval certificate verkregen voor zijn kleppen, die ook als ontluchters kunnen worden gebruikt. De zoon heeft de vader gesommeerd om een boete te betalen en heeft conservatoir beslag gelegd op zijn bezittingen. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van de zoon toegewezen, maar de vader heeft in hoger beroep zijn schadevergoeding gevorderd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en geoordeeld dat de vader niet in strijd heeft gehandeld met de afspraken, voor zover het gaat om de ontwikkeling van kleppen voor tanks met inert gas. Het hof heeft de vorderingen van de zoon voor het overige afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.243.177/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/181167 / HA ZA 17-277)
arrest van 14 mei 2019
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[appellant] ,
advocaat: mr. J. Faas, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Winteb B.V.,
gevestigd te Winschoten,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Winteb,
advocaat: mr. J.W. Kastelein, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het tussenarrest van 12 februari 2019 heeft op 4 maart 2019 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij nadere producties in het geding zijn gebracht. Een kopie van het van de zitting opgemaakte proces-verbaal is aan het dossier toegevoegd. Daarna heeft het hof op verzoek van partijen bepaald dat arrest zal worden gewezen op grond van dit dossier.

2.De vaststaande feiten

In hoger beroep staat het volgende vast.
2.1
[A] , zijn zoon [B] en zijn toenmalige echtgenote, [C] , waren in het verleden de vennoten van de vennootschap onder firma Winteb vof (hierna: de vof). De vof ontwikkelde aluminium
ontluchtersvoor zeevaartschepen. Andere aanduidingen voor ontluchters zijn
air pipe heads, air pipe closing devices en air breathers.
2.2
Op 1 januari 2012 is [appellant] uit de vennootschap getreden. [C] en [B] hebben de vennootschap voortgezet. De onderneming van de vof is eind 2012
ingebracht in Winteb, waar [B] directeur van is.
2.3
Partijen hebben bij de uittreding van [appellant] uit de vof hun rechtsverhouding zo geregeld dat Ide, in afwijking van het concurrentieverbod in het vennootschapscontract, in staat werd gesteld een
magnetische klepvoor tanks met inerte gassen verder te ontwikkelen en te verkopen (de “Winmag Inert Gas Valve”). Dergelijke kleppen worden ook aangeduid als (
intertisation)
valves.
[het hof leest: inertisation valves].
2.4
In de akte van 23 maart 2012 die partijen in dit verband hebben opgesteld, is bepaald dat aan [appellant] naast de uitkering van zijn eigen vermogensdeel in de vof en (het hof leest: een vergoeding) voor het feit dat hij voor de vof nog als reizend ambassadeur en adviseur zou worden ingehuurd, jaarlijks een winstrecht uitgekeerd krijgt.
2.5
[appellant] heeft in of omstreeks 2016 een
ontluchterontwikkeld die volgens Winteb concurreerde met haar eigen ontluchters. Dat was aanleiding voor vader en zoon om medio februari 2017 opnieuw afspraken te maken over hun onderlinge concurrentieposities. In deze overeenkomst (
het Addendum), die is vastgelegd in een akte d.d. 15 februari 2017, is het volgende bepaald.
2.1
Partij 1(lees: [appellant] )
zal in de toekomst geen activiteiten ontwikkelen, noch financieel, organisatorisch, als adviseur of anderszins betrokken zijn bij de ontwikkeling en/of productie en/of vermarkting van producten, zijnde Air Pipe Closing Devices/ontluchters, zoals bedoeld in JA CS URP 3 laatste revisie (…) en in de op de IACS URP 3 gebaseerde regelgeving zoals beschreven in de regelgeving van de classificatie bureaus, en/of onderdelen van dergelijke producten.
2.2
Partij 1 zal in de toekomst geen onderneming oprichten, of betrokken zijn bij het
exploiteren/drijven van een onderneming door hemzelf of anderen, het zij als financier,
organisator/manager/werknemer/medewerker, adviseur of anderszins, die zich bezig houdt met de onder artikel 2.1 bedoelde producten of onderdelen daarvan bezig houdt met, op de markt brengen van, ontwikkelen van etc. van producten zoals beschreven in IACS URP 3
laatste alle revisie (Air Pipe Closing Devices, ontluchters dus), en de op IACS URP3 gebaseerde regelgeving zoals beschreven in de regelgeving van de classificatie bureaus.
2.3
Partij 1 zal zich onthouden van iedere betrokkenheid bij activiteiten die als in de breedst
mogelijke zin concurrerend kunnen zijn of kunnen worden voor de activiteiten van één of meer van de Partijen 2, 3 en 4(lees: Winteb)
.
(…)
3.1
Partij 1 draagt hierbij aan Partij 4.(lees: Winteb)
over de ontwerp-/auteursrechten terzake de door hem ontwikkelde Air Pipe Closing Devices/ontluchters, en verklaart behoudens na daartoe vooraf gegeven schriftelijke toestemming door Partij 4 in de toekomst op geen enkele wijze betrokken te zullen zijn bij ontwerp, ontwikkeling, productie of verkoop van dergelijke ontluchters.
3.2
Partij 1 zal, voorzover daarvan sprake is, de door hem vervaardigde of door hem in opdracht vervaardigde tekeningen, berekeningen, modellen, test-rapporten, test-verslagen, testfoto /videos, protypes etc. van de door hem ontwikkelde en geproduceerde Air Pipe Closing Devices/ontluchters uiterlijk 17 februari 2017 aan Partij 4 afgeven.
(...)
4.1
Ingeval van overtreding van één of meer bepalingen van de artikelen 1, 2 of 3, of indien blijkt dat de verklaringen van Partij 1, zoals hiervoor vastgelegd, niet juist zijn, vervalt het recht van Partij 1 op enige vergoeding op grond van de Uittredingsovereenkomst, alsmede verbeurt Partijen 1 een aan Partij 4 toekomende direct opeisbare niet voor rechterlijke matiging vatbare boete van € 50.000,-- per overtreding, te verhogen met € 10.000,-- voor iedere dag dat een overtreding voortduurt, onverminderd het recht van Partij 4 op vergoeding van door hem ten gevolge van de overtreding geleden en te lijden schade.
6.1
Dit addendum en de Uittredingsovereenkomst staan op geen enkele wijze in de weg aan de vrijheid van Partij 1 (…) om inertisation valves te ontwikkelen, te (doen) produceren, en/of te verkopen.
2.6
Op 5 september 2017 heeft [appellant] het zogenoemde type approval certificate met nummer TAP000009R (hierna: het Certificaat) verkregen voor de door hem ontwikkelde Winmag P/V valves. In het Certificaat wordt onder meer het volgende vermeld:
This certificate covers the design assessment of the pressure vacuum valve. The products covered by this certificate fulfils the functionality of air vent heads as described in DNVGL-CP-0187. They may be installed on vessels in lieu of air vent heads (e.g. Not inerted ballast water tanks).
2.7
Dit Certificaat is een herziening van een eerder uitgegeven certificaat waarin het toepassingsbereik van de Winmag P/V valves was beperkt tot het gebruik voor tanks met inert gas. De herziening vond plaats op verzoek van [appellant] .
2.8
[appellant] biedt de Winmag P/V valves die onder de reikwijdte van het Certificaat vallen te koop aan aan partijen aan wie Winteb haar ontluchters ook tracht te verkopen (de Noorse rederij Odfjell en Hudong Shipyard).
2.9
In een brief van 8 november 2017 heeft Winteb [appellant] gesommeerd een boete van € 100.000,-- te betalen en zich te onthouden van concurrerende activiteiten. Ook
heeft Winteb conservatoir beslag gelegd ten laste van [appellant] .

3.De vorderingen en de beslissing van de rechtbank

3.1
Winteb heeft in de oorspronkelijke conventie een verklaring voor recht gevraagd dat het [appellant] niet is toegestaan ontluchters waarvoor het type approval certificate (nr. TAP000009R) is afgegeven, alsmede ontluchters die kunnen worden gebruikt als ontluchters voor tanks zonder inert gas, te produceren en/of te koop aan te bieden en/of aan te prijzen en/of te verkopen en/of te leveren, met veroordeling van [appellant] tot betaling aan Winteb B.V. van een gematigde boete van € 150.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW daarover. Die vordering is toegewezen. De reconventionele vordering van [appellant] strekte, naast in hoger beroep niet langer gehandhaafde andere vorderingen, tot vergoeding van door hem geleden schade. Die vordering is afgewezen.
4.
Thematische behandeling van de grieven van [appellant] en de stellingen en verweren van Winteb
De essentie van het geschil
4.1
Bij de beoordeling van dit geschil is het van belang onderscheid te maken tussen de door Winteb geproduceerde ontluchters voor ballastschepen zonder inert gas enerzijds en kleppensystemen (valves) die worden toegepast bij gebruik van inert gas in tanks anderzijds. In dat laatste geval is de instandhouding van het drukverschil in en buiten de tanks essentieel en gaat het erom het inerte gas niet te laten ontsnappen. De valves vinden toepassing in tanks waarin zuurstof door inert gas moet worden verdreven, en bij de zogenoemde Ballast Water Treatment. Daarbij wordt het gas in ballastwater geïnjecteerd om micro-organismen te doden. In het eerste geval - bij toepassing van ontluchters - is de druk binnen en buiten de tank gelijk, en dient het systeem ertoe voor ontluchting te zorgen, zonder dat zeewater in de tanks kan komen. De ontluchter van Winteb werkt, net als snorkels, met een afsluitende bal. In 2016 heeft [appellant] echter een alternatieve ontluchter ontworpen, die werkt met een schijf. Hij heeft dit ontwerp in een brochure gepresenteerd als "future technology", tegenover de "present technology" van Winteb. Van dat ontwerp heeft Ide ook een prototype laten maken. Zijn zoon zag daar echter geen brood in. De discussie hierover heeft geleid tot het addendum. De strekking daarvan was te voorkomen dat [appellant] de door hem ontworpen ontluchter door een concurrent van Winteb in productie zou laten nemen. Het geschil dat vervolgens is ontstaan, heeft betrekking op de P/V valve die [appellant]
ookhad ontwikkeld. In essentie is dat niet een ontluchter, maar een magnetische klep, bestemd voor tanks met inert gas. Met die toepassing zou [appellant] niet in het vaarwater van zijn zoon komen. Ten tijde van het addendum maakte echter een kleine variant van de hiervoor besproken alternatieve ontluchter van [appellant] (de zogenoemde air breather) deel uit van de doorontwikkelde versie van die klep. Daarvan was [B] toen wel op de hoogte, maar hij wist niet - terwijl zijn vader wel wist - dat deze versie van de P/V valve door de gecombineerde techniek "
may be installed on vessels in lieu of air vent heads (e.g. Not inerted ballast water tanks)".Bij die toepassing worden de kleppen zo afgesteld dat de binnen- en buitendruk gelijk blijft. [B] realiseerde zich met andere woorden niet dat het was toegestaan zich met de P/V valve op de markt van de ontluchters te begeven. Onder meer omdat [appellant] de P/V valve vervolgens daadwerkelijk op de markt heeft gebracht, is volgens [B] (Winteb) sprake van schending van het addendum. De verschillende grondslagen voor die beweerdelijke schending zullen hierna worden besproken, nu de grieven zich voor een dergelijke thematische behandeling lenen. Het hof stelt echter eerst een aantal zaken voorop die bij die beoordeling van belang zijn.
Uitgangspunten bij de beoordeling van de vraag of en in hoeverre het addendum is of kan worden geschonden
4.2
Partijen zijn commerciële partijen. Zij zijn het erover eens dat het addendum het karakter heeft van een vaststellingsovereenkomst. Bij de totstandkoming en formulering daarvan hebben zij zich allebei bediend van rechtskundige bijstand.
Gelet daarop zal het hof bij de uitleg van de overeenkomst uitgaan van de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de gebruikte bewoordingen (zie HR 19 januari 2007, LJN
AZ3178, NJ 2007/575 (Meyer Europe/PontMeyer) en HR 29 juni 2007, LJN
BA4909, NJ 2007/576; Derksen/Homburg), met dien verstande dat uiteindelijk beslissend gewicht toekomt aan de zin partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de overeengekomen bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenoemde Haviltex-maatstaf, waarvan een nadere uitwerking is gegeven door de Hoge Raad op 5 april 2013, LJN
BY8101;
Lundiform/Mexx).
De reikwijdte van het in de artikelen 2.3 en 3.1 van het addendum gegeven verbod; geclausuleerde toewijzing van de daaromtrent gevraagde verklaring voor recht
4.3
[appellant] diende zich op grond van artikel 2.3 van het addendum te onthouden van iedere betrokkenheid bij activiteiten die in de breedst mogelijke zin concurrerend kunnen zijn of kunnen worden voor de activiteiten van Winteb. In artikel 3.1 heeft hij verklaard dat hij zonder schriftelijke toestemming op geen enkele wijze betrokken zal zijn bij ontwerp, de ontwikkeling, productie of de verkoop van door hem ontwikkelde ontluchters. Het hof is van oordeel dat gezien de hiervoor geschetste achtergrond, en de aanleiding voor het addendum, ook de commerciële exploitatie van de P/V valve door Ide onder het bereik van die formuleringen valt,
voor zoverdie commerciële exploitatie is gericht op gebruik als ontluchter voor tanks zonder inert gas. Dat het concurrentienadeel door het grote prijsverschil mogelijk gering is (de kleppen van Ide zijn aanzienlijk duurder dan de ontluchters van [B] , en de markt voor dat product is ook kleiner), doet daar niet aan af.
4.4
Artikel 3.1 kan echter niet zo worden uitgelegd dat daar ook de commerciële exploitatie van de P/V valve onder valt voor zover die enkel is gericht op gebruik voor tanks met inert gas. Een dergelijke uitleg zou niet te rijmen zijn met de oorspronkelijke afspraak tussen partijen (zie 2.3) zoals die zijn gewaarborgd in artikel 6.1 van het addendum, en waar in grief 1 uitdrukkelijk een beroep op wordt gedaan: het addendum staat op geen enkele wijze in de weg aan de vrijheid van [appellant] om inertisation valves te ontwikkelen, te (doen) produceren, en/of te verkopen. Concreet betekent dit, dat het hem op grond van het addendum niet is toegestaan (i)
ontluchtersvoor zeevaartschepen (ofwel:
air-pipe-heads, air pipe closing devices, afsluiters of ontluchters) waarvoor het type approval certificate met nummer TAP000009R is afgegeven te produceren en/of te koop aan te bieden en/of aan te prijzen en/of te verkopen en/of te leveren, alsmede (ii)
inertisation valves (magnetische valves, ofwel kleppen) die ook kunnen worden gebruikt als ontluchters voor tanks zonder inert gas,
te koop aan te bieden en/of aan te prijzen voor dat specifieke gebruik. Voor zover de rechtbank dat heeft miskend, is met name grief 3 terecht voorgedragen.
Geen schending van de artikelen 2.3 en 3.1 van het addendum zoals het hof die bepalingen uitlegt
4.5
Niet gesteld of gebleken is dat [appellant] (i)
ontluchtersvoor zeevaartschepen waarvoor het type approval certificate met nummer TAP000009R is afgegeven heeft geproduceerd, te koop heeft aangeboden of heeft aangeprijsd, verkocht of geleverd of dat hij (ii)
inertisation valvesdie ook kunnen worden gebruikt als ontluchters voor tanks zonder inert gas, te koop heeft aangeboden of heeft aangeprijsd voor dat specifieke gebruik.
Geen schending van artikel 3.1 van het addendum
4.6
[appellant] heeft in het addendum verklaard aan zijn zoon de ontwerp- en auteursrechten ter zake van de door hem ontwikkelde ontluchters te hebben overgedragen. Volgens Winteb schendt hij dat auteursrecht met het gebruik en het op de markt brengen van de P/V valve, omdat de ontluchter daar onderdeel van uitmaakt. [appellant] heeft echter aangevoerd dat hij gebruik heeft gemaakt van een gepatenteerd ontwerp van A.G. Wesser uit 1959, zodat het hem niet vrij stond ontwerp- of auteursrechten over te dragen. Dat is daarna niet bestreden (zie met name de Memorie van Antwoord onder 4.2), zodat het verwijt dat [appellant] de auteursrechten van Winteb heeft geschonden ongegrond is. Het verwijt dat helemaal geen rechten zijn overgedragen, is niet aan de boetevordering ten grondslag gelegd.
Geen schending van artikel 3.2 van het addendum
4.7
[appellant] heeft zich ertoe verplicht de door hem vervaardigde of door hem in opdracht vervaardigde tekeningen, berekeningen, modellen, testrapporten, testverslagen, testfoto, video`s, prototypes etc. van de door hem ontwikkelde en geproduceerde ontluchters uiterlijk 17 februari 2017 aan zijn zoon af te geven. Door Winteb is met nummer 26 een productie overgelegd waarin beide partijen verklaren dat aan die verplichting is voldaan. Gelet daarop is de stelling in onderdeel 8.1 van de inleidende dagvaarding dat [appellant] deze verplichting heeft geschonden ongefundeerd.
Geen boete verschuldigd als bedoeld in artikel 4.1 van het addendum
4.8
Ingeval van overtreding van één of meer bepalingen van de artikelen 1, 2 of 3, of indien blijkt dat de verklaringen van [appellant] niet juist zijn, verbeurt hij een aan Winteb toekomende boete. Winteb heeft tot € 150.000,- betaling van die boete gevorderd. Daarvoor bestaat echter geen grond voor zover het gaat om schending van de hiervoor besproken artikelen. Ook voor het overige is niets gesteld of gebleken dat tot toewijzing van de gevorderde boete zou kunnen leiden. Hetgeen op grond van het bestreden vonnis aan boetes is voldaan, dient dan ook te worden terugbetaald. Dat geldt echter niet voor de door [appellant] betaalde proceskosten (zie hierna onder 4.12).
De schadevordering van [appellant] (grief 4)
4.9
In hoger beroep heeft [appellant] zijn vordering tot die schadevergoeding beperkt en de grondslag ervan gewijzigd. Hij vordert nu dat Winteb wordt veroordeeld de schade te vergoeden die hij heeft geleden als gevolg van het ten onrechte verbieden van de productie, verkoop, aanprijzing en levering van de door hem ontwikkelde klep, nader op te maken bij staat. Hij heeft aangevoerd dat, als het vonnis van de rechtbank vernietigd moet worden, heeft te gelden dat hij ten onrechte lange tijd geen kleppen heeft kunnen produceren, verkopen, aanprijzen en leveren. Daardoor zou hij een opdracht van Sky Halo zijn misgelopen waarmee enkele tonnen zouden zijn gemoeid. Zijn advocaat heeft Winteb voor deze schade aansprakelijk gesteld.
4.1
Winteb heeft zich tegen de eiswijziging als zodanig niet verzet. Omdat die ook niet in strijd komt met een goede procesorde, zal het hof op die nieuwe grondslag recht doen.
4.11
Winteb heeft zich in haar inhoudelijke verweer beperkt tot de opmerking dat het enkele 'verbieden' onvoldoende grondslag is voor toewijzing van deze vordering. Dat verweer faalt, omdat het bestreden vonnis wordt vernietigd voor zover daarin ten aanzien van de inertisation valves een ongeclausueerd productie-, reclame- en verkoopverbod is opgenomen, en niet is gesteld of gebleken dat [appellant] die kleppen specifiek voor het gebruik als ontluchter te koop heeft aangeboden of heeft aangeprijsd. Dat de mogelijkheid van schade als gevolg van dit ten onrechte aan [appellant] opgelegde, te verstrekkende verbod aannemelijk is, wordt niet (gemotiveerd) bestreden.
Tot slot
4.12
De stellingen en weren van partijen zijn met het voorgaande afdoende besproken. De conclusie luidt dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd, en dat verder moet worden beslist zoals hierna wordt vermeld. Gelet op het feit dat partijen over en weer deels in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen zij ieder de eigen proceskosten van het hoger beroep moeten dragen. In de oorspronkelijke conventie zullen de proceskosten worden gecompenseerd. In de oorspronkelijke reconventie zal - hoewel de in hoger beroep gewijzigde vordering van [appellant] toewijsbaar is - de kostenveroordeling in eerste aanleg in stand blijven, omdat de toen ingestelde en afgewezen vordering niet aan het hof is voorgelegd.
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 23 mei 2018 en doet opnieuw recht:
In conventie
Verklaart voor recht dat het [appellant] niet is toegestaan
-
ontluchtersvoor zeevaartschepen waarvoor het type approval certificate met nummer TAP000009R is afgegeven te produceren en/of te koop aan te bieden en/of aan te prijzen en/of te verkopen en/of te leveren, alsmede
-
inertisation valvesdie ook kunnen worden gebruikt als ontluchters voor tanks zonder inert gas, te koop aan te bieden en/of aan te prijzen voor dat specifieke gebruik;
wijst de vorderingen van Winteb voor het overige af;
compenseert de proceskosten aldus, dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
In reconventie
veroordeelt Winteb aan [appellant] alle geleden en nog te lijden schade te vergoeden als gevolg van het verbod op de productie, verkoop, aanprijzing en levering van de door [appellant] ontwikkelde klep voor zover dat verbod verder strekte dan hiervoor is toegewezen, nader op te maken bij staat;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten, aan de zijde van Winteb, tot op heden begroot op € 543,- aan salaris van de advocaat.
En voorts:
veroordeelt Winteb aan [appellant] terug te betalen wat [appellant] naar aanleiding van het bestreden vonnis aan Winteb ter zake van boetes heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen.
compenseert de proceskosten in dit hoger beroep in die zin, dat partijen hun eigen kosten moeten dragen;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. L. Janse en mr. P. Roorda en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
14 mei 2019.