Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder had in eerste aanleg, bij de rechtbank Noord-Nederland, de beschikking gekregen dat haar gezag over de kinderen werd beëindigd en dat de gecertificeerde instelling Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (GI) tot voogd werd benoemd. De moeder ging in hoger beroep tegen deze beslissing, met de stelling dat zij de kinderen elders wilde laten opgroeien en dat de grootvader van de kinderen, die zich niet aan de afspraken hield, niet in de weg zou staan.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat mr. A. Leibbrand. De raad voor de kinderbescherming en de GI hebben verweer gevoerd. Het hof heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat de moeder niet in staat is gebleken om de grootvader te begrenzen, wat de duidelijkheid over het opvoedingsperspectief onder druk zet. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen, die een stabiele en veilige opvoeding nodig hebben, leidend was.
De moeder heeft aangegeven dat zij het moeilijk vindt om het gezag te verliezen, maar het hof heeft benadrukt dat dit niet betekent dat zij geen rol meer speelt in het leven van haar kinderen. De voogdij is noodzakelijk om de continuïteit en stabiliteit in de opvoeding van de kinderen te waarborgen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd en het verzoek van de moeder afgewezen.