In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, uitgesproken op 7 mei 2019, wordt de zaak behandeld van een vader en moeder die na hun echtscheiding in geschil zijn over het gezag en de omgang met hun twee minderjarige kinderen. De vader heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Overijssel van 31 mei 2018 te vernietigen, waarin de moeder alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen is belast en de vader het recht op omgang is ontzegd. Het hof heeft de zaak aangehouden om de vader een laatste kans te geven aan te tonen dat hij bereid en in staat is tot verantwoord ouderschap. De raad voor de kinderbescherming heeft in een rapport aangegeven dat er geen mogelijkheden zijn voor gezamenlijk gezag, gezien de slechte verstandhouding tussen de ouders en de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Het hof onderkent de zorgen, maar wil de vader de kans geven om zijn betrokkenheid te tonen. De omgang tussen de vader en de kinderen is sinds 2017 gestopt, en de kinderen staan onder toezicht van de gecertificeerde instelling. Het hof heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden voor zeven maanden, in afwachting van een verslag van de GI over de voortgang van de therapie van de oudste minderjarige. De beslissing over het gezag en de omgang zal later worden genomen, waarbij de belangen van de kinderen voorop staan.