Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
3.De slotsom
nihil
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ging het om een geschil over een advocatendeclaratie. De appellant, een rechtspersoon naar buitenlands recht, had een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, die in eerste aanleg gedaagde was. De kern van het geschil betrof de vraag of er een vaste prijsafspraak was gemaakt voor de rechtsbijstand door de advocaat van de geïntimeerde. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde niet had bewezen dat er een dergelijke afspraak was gemaakt. De appellant had in hoger beroep een deugdelijke grondslag voor haar vordering aangevoerd, die eerder in eerste aanleg als kansloos was verworpen. Het hof wees de vordering tot betaling van de declaratie toe en wees de tegenvordering van de geïntimeerde af. De proceskosten in eerste aanleg werden als nodeloos veroorzaakt voor rekening van de appellant gelaten, omdat zij pas in hoger beroep met een deugdelijke grondslag kwam. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter, behalve de beslissing over de proceskosten, en veroordeelde de geïntimeerde tot betaling van de hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Het arrest werd uitgesproken op 7 mei 2019.