ECLI:NL:GHARL:2019:3906

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
PIJ P18/0367
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige met ernstige gedragsstoornis en verdenking van nieuwe strafbare feiten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 mei 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige, geboren in 1996, die verblijft in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond. Het hof heeft het beroep van de jeugdige tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die op 26 november 2018 de maatregel voor acht maanden had verlengd, behandeld. De jeugdige is verdacht van nieuwe strafbare feiten, maar het hof oordeelt dat deze verdenking niet voldoende is om de maatregel voor een langere periode te verlengen. Het hof heeft geconstateerd dat de jeugdige een ernstige gedragsstoornis en ADHD-problematiek heeft, wat leidt tot impuls- en agressieregulatieproblemen. Ondanks de verdenking van nieuwe feiten, is het hof van mening dat de verlenging van de maatregel met twee maanden noodzakelijk is om een goede overgang naar de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel te waarborgen. De jeugdige heeft zich de afgelopen tijd positief ontwikkeld en er is een redelijke werkrelatie met de reclassering. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de maatregel met twee maanden verlengd, met de verwachting dat de maatregel na deze periode voorwaardelijk zal eindigen. De jeugdige zal na de verlenging bij familie gaan wonen met ambulante begeleiding.

Uitspraak

PIJ P18/0367
Beslissing d.d. 2 mei 2019
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[jeugdige],
geboren te [geboorteplaats] op [1996] ,
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting
(hierna: P.I.)Rijnmond, Huis van Bewaring De Schie, Rotterdam.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 26 november 2018, houdende verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
(hierna: de maatregel)met een termijn van acht maanden.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de betrokkene van 27 november 2018;
- een brief van de raadsvrouw van 19 december 2018 met als bijlage een brief van Justitiële Jeugdinrichting
(hierna: JJI)Lelystad, Intermetzo van 3 december 2018;
- een brief van de raadsvrouw van 2 januari 2019, waarin zij verzoekt om mevrouw [naam] te zitting van het hof te horen;
- een brief van de JJI Lelystad van 31 januari 2019;
- een e-mailwisseling van februari 2019 tussen de JJI Lelystad en het openbaar ministerie over de uitschrijving van de jeugdige bij de JJI Lelystad in verband met de verdenking van nieuwe strafbare feiten;
- een e-mailwisseling van februari 2019 tussen het hof en de rechtbank over de stand van zaken van de verdenking van het plegen van nieuwe strafbare feiten;
- een brief van de raadsvrouw van 21 februari 2019, waarin zij verzoekt de zaak aan te houden;
- een e-mailbericht van het hof aan de raadsvrouw van 22 februari 2019 als reactie op het aanhoudingsverzoek van de raadsvrouw;
- de aanvullende informatie van Reclassering Nederland, gedateerd 26 februari 2019;
- het proces-verbaal ter zitting van het hof van 28 februari 2019.
Het hof heeft ter zitting van 18 april 2019 gehoord de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C. Stroobach, advocaat te Amsterdam, de advocaat-generaal mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit. Verder is ter zitting als deskundige gehoord [deskundige] , behandelcoördinator, verbonden aan de JJI Lelystad.

Overwegingen:

Het advies van JJI Lelystad van 12 oktober 2018
Bij de jeugdige is thans sprake van een ernstige gedragsstoornis en ADHD-problematiek en als gevolg daarvan van impuls- en agressieregulatieproblemen. Vooral in conflictsituaties kan hij impulsief reageren. Hij denkt dan niet na over de consequenties van zijn handelen en gaat snel over op verbaal en/of fysiek geweld. Zijn geweten en empathie zijn gebrekkig ontwikkeld, waardoor hij nauwelijks wordt geremd in grensoverschrijdend en agressief gedrag. De jeugdige is krenkbaar, zelfbepalend en denkt vanuit een egocentrisch perspectief. Hij is geneigd zaken buiten zichzelf te leggen. Bovendien heeft hij moeite met het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
Wat betreft de risicotaxatie scoort de jeugdige met name hoog op verschillende sociale en individuele risicofactoren. Hoewel er een positieve ontwikkeling te zien is in verschillende items van de risicotaxatie, blijft de inschatting dat het risico als matig tot hoog moet worden beschouwd. Er is sprake van een onvermogen om niet-agressieve oplossingen voor conflicten te ontwikkelen en van impulsiviteit en riskant gedrag vanuit zijn ADHD-problematiek. Er is een redelijk tot goed contact met ouders en familie, wat zorgt voor een protectieve werking. Daarnaast stelt de jeugdige zich open op en werkt hij mee aan de geboden interventies. Echter doet hij dit wel vanuit extrinsieke motivatie. Het algehele recidiverisico wordt op matig geschat. In het kader van meerdaags onbegeleid verlof wordt het risico ook op matig geschat.
Sinds 2017 is Reclassering Nederland betrokken bij de jeugdige. De reclassering stelt zich op het standpunt dat zij op dit moment onvoldoende basis ziet voor een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Reden hiertoe is de verdenking van een strafbaar feit dat nog op zitting moet worden behandeld. De uitkomst van de strafrechtelijke procedure zal van invloed zijn op het risicomanagement en de specifieke voorwaarden die nodig zijn om het recidiverisico te beperken. De reclassering is wel bereid om mee te denken over de diverse zaken die nog geregeld moeten worden.
Het afgelopen jaar is niet naar verwachting verlopen. Dat er tijdens de maatregel sprake was van vallen en opstaan was bekend, maar de drie maanden die jeugdige in de P.I. heeft doorgebracht waren niet ingecalculeerd. Het opnieuw aanvragen en opstarten van verlof na de vrijspraak in juni 2018 heeft veel geduld van de jeugdige gevraagd. Nu loopt het traject echter weer voortvarend en kan gezegd worden dat de eerdere lijn weer zichtbaar is. De jeugdige stelt zich begeleidbaar op, is open over zijn zorgen en bezigheden en vraagt om hulp. Er is meer zelfreflectie bij hem waargenomen dan dat een jaar geleden bij hem werd geconstateerd. Daarnaast is de familie van de jeugdige betrokken die hem positief stimuleert in de zoektocht naar een vaste baan en een stabiele woonomgeving. De JJI heeft het gevoel dat haar taak van hulpverlening erop zit. De jeugdige en zijn (on)mogelijkheden zijn goed in beeld gebracht en pedagogisch gezien kan hem geen verdere ondersteuning geboden worden. Gezien de risico’s die er zijn, zal het vervolg van het leven van de jeugdige nog verschillende uitdagingen te bieden hebben. Zijn bekendheid bij de politie, de (verkeers)overtredingen en zijn omgang met delinquente leeftijdsgenoten zijn reden tot zorg. De jeugdige is nu zelf aan zet. Hij kan kiezen voor de leefstijl die hij nu heeft of vervallen in oud, delinquent gedrag. Als hij dat laatste pad besluit te volgen, is het duidelijk dat hij de kaders van het jeugdstrafrecht is ontgroeid en op een andere manier zal moeten worden gestraft. De JJI adviseert een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel, met een jaar verplichte nazorg door de reclassering. Het uitstroomtraject wordt thans begeleid in overleg met de reclassering, gemeente Lelystad, de GGD en het Veiligheidshuis.
De concrete plannen tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel luiden als volgt.
  • De jeugdige zal komen te wonen in [plaats] bij [instantie] , met ambulante begeleiding;
  • Op het gebied van werk zal de jeugdige deelnemen aan het doelgroepenregister (reclassering actie);
  • Op het gebied van vrije tijd zal hij sporten en tijd met zijn familie doorbrengen;
  • Er geldt een verbod op alcohol. Softdrugs wordt gedoogd zolang het dagelijks functioneren hier niet door wordt beïnvloed;
  • Het toezicht door en de samenwerking met de reclassering wordt voortgezet.
Het aanvullende advies van JJI Lelystad van 31 januari 2019
De jeugdige werkt meer samen en weet beter dan voorheen waar de grenzen van het toelaatbare liggen. Het behandelplafond in de JJI is bereikt. Bij de jeugdige wordt geen meerwaarde gezien van een Scholings- en Trainingsprogramma
(hierna: STP). In praktische zin is het organiseren van een woonplek niet eenvoudig gebleken. De gemeente Lelystad is moeilijk in beweging te krijgen. Bij een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel heeft de jeugdige verklaard zich aan de voorwaarden te houden. Er is sprake van een redelijke werkrelatie met de reclassering en de familie van de jeugdige steunt hem.
Het advies van Reclassering Nederland van 26 februari 2019
De reclassering acht een verlenging van de maatregel wenselijk. De reclassering is van oordeel dat een gefaseerde en procesmatige wijze van invulling van de maatregel nodig is om gezamenlijk met de JJI de jeugdige te ondersteunen en te begeleiden naar een einde van de maatregel. Een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel in deze situatie acht de reclassering onwenselijk en prematuur. Een STP is naar de mening van de reclassering noodzakelijk.
Het standpunt van de deskundige [deskundige] ter zitting
Tot het moment dat de jeugdige werd aangehouden in verband met de verdenking van de nieuwe strafbare feiten ging het goed met hem. Hij sliep nog maar één nacht per week in de JJI en regelde zelf zijn zaken buiten. Er is lang gezocht naar een woonvoorziening. Inmiddels is de jeugdige uitbehandeld binnen de JJI en is het advies om niet de weg via een Scholings- en trainingsprogramma te bewandelen, maar via de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. [deskundige] heeft daarbij aangegeven dat ook de reclassering adviseert tot voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Ingeschat wordt dat het voortduren van de maatregel niet meer in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige. Indien hij in de huidige strafzaak in vrijheid wordt gesteld, kan hij (tijdelijk) terecht bij familie. Verwacht wordt dat hij zich aan de voorwaarden zal houden.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
Niet wordt voldaan aan de criteria voor een verlenging van de maatregel. De maatregel is niet in het belang van de verdere ontwikkeling van de jeugdige. Op 12 oktober 2018 heeft de JJI geadviseerd de maatregel voorwaardelijk te beëindigen. De JJI kan pedagogisch gezien geen verdere ondersteuning meer bieden. De jeugdige kan gaan wonen bij familie en later bij [instantie] in het kader van ambulante behandeling. Hij is opgenomen in het doelgroepenregister door het UWV. Op alle leefgebieden wordt de uitstroom thans voorbereid. De jeugdige is bereid zich te houden aan de voorwaarden. Hij stelt zich begeleidbaar op en is open. De gewenste begeleiding kan in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel plaatsvinden. De verdenking van de nieuwe strafbare feiten rechtvaardigt niet een verlenging van de maatregel. Daarnaast is onvoldoende sprake van gevaarzetting. Vanaf de tijd dat de jeugdige naar buiten ging, heeft hij zich goed staande gehouden. Op basis van het in oktober 2018 ingeschatte recidiverisico als matig kan niet het gevaarscriterium worden aangenomen. De verdenking van de nieuwe strafbare feiten maakt dit niet anders. De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De raadsvrouw heeft voorwaardelijk verzocht een nader rapport op te laten stellen over de voorwaarden bij een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel indien het hof zich hieromtrent onvoldoende voorgelicht acht. Subsidiair heeft zij verzocht de zaak aan te houden totdat duidelijk is wat de uitspraak in de huidige strafzaak tegen de jeugdige zal zijn, dan wel totdat de aan de jeugdige opgelegde maatregel weer wordt geëxecuteerd, nu op dit moment niet naar behoren kan worden beoordeeld of en in hoeverre een verlenging perspectief kan bieden op verandering en/of verlenging in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige is.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Er is nog altijd sprake van een stoornis en van gevaarzetting. Er zijn stappen gemaakt binnen de maatregel, maar de jeugdige is nog niet toe aan een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Een woonvoorziening is thans nog niet geregeld en daarnaast is de jeugdige aangehouden in verband met de verdenking van drie nieuwe strafbare feiten. Onder deze omstandigheden is het niet in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige om de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het hof tot een andere beslissing komt.
Indexdelicten
Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingslocatie Leeuwarden, van
21 oktober 2015 is de jeugdige veroordeeld voor zware mishandeling. Dit is een misdrijf dat gericht is tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Stoornis en recidivegevaar
Bij de jeugdige is thans sprake van een ernstige gedragsstoornis en ADHD-problematiek. Als gevolg daarvan is er sprake van impuls- en agressieregulatieproblemen.
Het algehele recidiverisico wordt op matig geschat. In het kader van meerdaags onbegeleid verlof wordt het risico ook op matig geschat.
Verlenging
Gelet op de adviezen van de inrichting, het advies van de reclassering en het verhandelde ter zitting, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de aan de jeugdige opgelegde maatregel vereist.
Tevens is het hof gebleken dat na te noemen - kortstondige - verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige. Sinds de beslissing waarvan beroep heeft zich een nieuwe ontwikkeling voorgedaan. De jeugdige is op 1 februari 2019 in verzekering gesteld en bevindt zich thans in voorlopige hechtenis ter zake van ernstige strafbare feiten die in november 2017 zijn gepleegd. De eerste terechtzitting in die nieuwe zaak zal plaatsvinden op 16 mei 2019. De jeugdige is thans bijna 23 jaar en was ten tijde van de nieuwe feiten waarvan hij wordt verdacht, 21 jaar. De JJI heeft aangegeven dat, zo begrijpt het hof, de jeugdige zijn behandelplafond binnen de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen heeft bereikt, dat een Scholings- en Trainingsprogramma, gelet op de nieuwe detentie, niet meer opportuun is en dat de maatregel thans afgerond dient te worden met het voorwaardelijke deel. Het hof volgt de JJI daarin en is bovendien van oordeel dat, gelet op het standpunt van de JJI en op de leeftijd en de persoon van de jeugdige, de nieuwe feiten niet redengevend zijn om de maatregel voor langere duur te verlengen. Deze nieuwe feiten zullen in het eigen strafvorderlijke traject worden berecht en afgedaan. Wel acht het hof het in het belang van de zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige dat de termijn van de maatregel met twee maanden wordt verlengd, zodat, rekening houdende met de voorlopige hechtenis, een goede overgang naar de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel wordt bewerkstelligd.
Het hof ziet, gelet op het vorenstaande, aanleiding om de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toe te wijzen en de maatregel te verlengen, echter slechts voor de duur van twee maanden. De tenuitvoerlegging van deze termijn heeft op enkele dagen na reeds plaatsgehad, maar het resterende deel nog niet, omdat de tenuitvoerlegging van de maatregel is geschorst als gevolg van de voorlopige hechtenis. Zodra de tenuitvoerlegging wordt hervat, acht het hof het verantwoord dat de maatregel voorwaardelijk eindigt.
Einde maatregel
Het hof gaat er vanuit dat de maatregel na ommekomst van de huidige verlengingstermijn van twee maanden (voorwaardelijk) zal eindigen en dat de officier van justitie - behoudens bijzondere omstandigheden - geen nieuwe verlengingsvordering zal indienen.
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 77t, tweede lid, tweede en derde volzin, van het Wetboek van Strafrecht, stelt het hof vast dat, gelet op de eerdere expiratiedatum van
6 december 2018, de maatregel, behoudens – de door het hof niet opportuun geachte - verdere verlenging, op 4 februari 2020 onvoorwaardelijk zou zijn geëindigd en dat deze op 4 februari 2019 voorwaardelijk zou zijn beëindigd. Nu de jeugdige zich sinds 1 februari 2019 in voorlopige hechtenis bevindt, loopt de termijn van de maatregel met ingang van die datum niet. Een einddatum is daarom op dit moment niet te bepalen.
Indien de voorlopige hechtenis van de jeugdige wordt opgeheven dan wel wordt geschorst, herleeft de tenuitvoerlegging van de maatregel en zal met inachtneming van de beslissing van het hof de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel enkele dagen daarna ingaan. Het ware wenselijk dat daarop zo mogelijk wordt geanticipeerd door tijdig toepassing te geven aan artikel 77tb, derde lid, van het Wetboek van Strafecht.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van
26 november 2018 met betrekking tot de jeugdige
[jeugdige].
Verlengtde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van
twee maanden.
Aldus gedaan door
mr. E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. W.A. Holland als raadsheren,
en drs. D.M.L. Versteijnen en drs. C.J.J.C.M. van Gestel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven als griffier,
en op 2 mei 2019 in het openbaar uitgesproken.
Mr. E.A.K.G. Ruys alsmede de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.